
Tegen den avond lieten we ons in zeer kleine p a k a to ra ’s
of vlerkpraauwtjes ni de baai rondscheppen, en bezochten we
de Iwee heuvelachtige in de baai zebe gelegen miniatuur-
ejlandjes, die we reeds den vorigen dag bij onze aankomst te
ICajòa gezien hadden. Ze waren begroeid met eenige struiken,
wild gras en varen, en eenige ranke en sierlijke pinang-boo-
men wuifden er hunne bevallige en digte kruinen. In de
frissche en breede waaijers en versehe bloesemtrossen dezer kruinen
dartelden en tjilpten weder eenige M a tta -m è r a (1). Aan
de oevers der baai groeiden ontelbare rijen van rizophoren.
Den volgenden morgen waren wind en weder günstig en
roeiden we längs de westkust van het eiland om, passeerden ten
noordwesten digt längs de hooge en bij sterken stroom zoo
gevaarlijke rotswanden van K a jó a , en bereikten, voorbij het
eilandje P o e lo e -m i s k ie n (armoedig eiland), het eiland Mak-;
k ia n . Langzaam roeiden we voorbij twee Makkiansche nego-
rijen, die, naar ik meen, T a h a n e en P e lew é ri heeten, en
kwamen bij de negorij N g o fa k ia h a of N g o fa g ita , - (tot
mijne schaamte ben ik door het bijna gelijkluidende dezer 2
namen in de war gebragt,) — aan den wal, met den wil om
hier weder als naar gewoonte in ons vaartuig te overnachten.
Aan de landingsplaats werden we door den Oetoesan of In-
landschen gezaghebber van den sultan van T e rn a te (tot wiens
(1) De p in a n g of betelnoot (a r e c a - c a t e c h u ) is peervormig en zeer hard.
Ze heeft de grootte van eene kers, - gelijkt eenigzins op een siechte Muskaat-noot
(p a la ), - en is het zaad van den schoonsten palra van het palmgeslacht. De
gladde en geleede stam rijst 5 a 6 eilen loodregt en naaldvormig naar boven, en
kroont zieh dan met ebn schoone plnim van 6 a 7 voet lange gevederde en donker-
groene bladeren. 1 it de oksels der bladstelen komen de trossen te voorschijn , die
met vele lange en fijne sprietjes als met donkerkleurige hären bezet zijn, waaraan
zieh eerst de kleine witachtige bloesems en later de zaden of de noten vei-toonen. -
De boom komt op al de S u n d a - en P h ilip p ijn s ch e -e ila n d en en op C e y lo n
en in de dalen van den H im a la ija voor. - S De noot wordt in stukjes gesneden,
en in een blad van de S i r i - of betel-peper ( c h a v ic a - b e t l e ) , hetvvelk met on-
vcblnscliten en van gebrande schelpen vervaardigden kalk aan de binnenzijde bestrooid
wordt, zorgvuldig ingerold, en zdo in den mond gekaauwd, Op de P h i l ip p i jn s c h e -
eilanden' heeten deze betclrolletjes » b u y o s .”
gebied Mak k iau behoort,) ontvaiigen, en zagen we de muren
van een vervallen steenen fort. Längs een glibberig bergpad
klommen we van het strand naar het hooge terrein, waarop dit
fort, dat, naar ik meen, N g o fik k ia heet, in der tijd door
de Portugezen als op een kaap of voorgebergte gebouwd werd.
Voorbij de ru'inen ligt de negorij N g o fak iah a of Ngofo-
k ita of N g o fa g ita , die we längs een’ steilen berg-weg,
waarin door de bevolking vele trappen of treden ingekapt
waren, al zwoegende en züchtende bereikten. Toen we eindelijk
boven waren, zagen we eenige slecht-gebouwde huizen van planken,
gabba en bamboe, een kerkhof, \en eenige mannen en kinderen.
Het huis van het Dorpshoofd (hier of S en g ad jie of K im a lah a
of N g o fam a n ira geheeten) had weinig-beter voorkomen dan
de stülpen zijner onderhoörigen. De vrouwen waren schuw en
schuchter, en lieten zieh niet zien. Onder de ver-uitstekende
en als luifels laag-nederhangende daken der huisjes bespeurden
we eenige weef-getouwen en spinnewielen, en pas-begonnen of
reeds half-voltooid vlechtwerk en vischnetten. Aan de buitenzijde
der negorij stonden eenige aanplantingen in het klein van tabak,
rijs t, en djagong of turksche tarwe, eu waren eenige mannen
bezig om uit de pitten der vruchten van den kanarie-boom,
die in menigte op het eiland voorkomt, de bekende kanane-olie
te persen, die door de bevolking van M ak k ian naar l id o r e ,
T e rn a te en elders wordt uitgevoerd. Oostelijk van de negorij
hadden we van een open piek een ruim gezigt op de westkust
van het polijpvormig ‘eiland H a lm ah e ra en op zijn bekenden
vuurberg Gammacanorre.
M a k k ia n , de bakermat der kruidnagelenteelt, is een klassiek
eiland. Het werd in 1321 ten deele, en in 1334 geheel aan
T e rn a te , - en in 1343 weder aan T id o re en B a tja n , - en
kort daarna op nieuw aan T e rn a te , — onderworpen. Nog later
kwam het aan ‘de Portugezen, — daarna aan de Spanjaarden, -
en eindelijk, door toedoen der Holländers, weder aan den koning
van Ternate. In 1608 ontnam de Hollandsche zeevoogd
paelus van caarpen aan de Tidorezen het fort aan de westkust