
Amerika aangeplant, gelijk er vroeger reeds aanplantingen van
kakao (1) en koffij, doch vruchteloos, beproefd zijn. In de wil-
dernissen leven herten, wilde buffels en wilde koeijen (banting).
De bosschen leveren ro tta n g en goed timmerhout op, en de
stranden zijn rijk in visch en schildpadden. De takken van in-
dustrie staan in verhouding tot de voortbrengselen van het land.
Terwijl de vrouwen lioofddoeken en kleedjes, (b id a n g ’s) weven,
drijven de mannen handel in goud, karet, to aw, kokos-olie,
mandewerk en viscb, die ze tegen messen, buskruid, geweren,
enz. inrnilen, of leggen zieh toe op den landbouw, en op het
aanfokken van duiven, ganzen, eenden, hoenders, runderen,
geilen en schapen. Er waren echter in 1854 niet meer dan
50 a 60 schapen, en ongeveer 20 runderen. Daarentegen
waren er ongeveer 3000 karbouwen, 1500 paarden en 2000
geiten. Eenige inlanders houden zieh bezig met het zoeken
van goud, en ook met de inzameling van het stofgoud, het-
welk in de rivier G o ro n talo voorkomt. Deze rivier heeft-twee
armen of takken, waarvan er den uit het binnenwater L im b o tto
oorsprong neemt, en de tweede in het gebergte van And ag ile
en A ttin g o la ontspringt. In hare nabijheid zijn eenige goud-
mijuen, die voor rekening van den Eadja bewerkt worden.
Den 16deD Mei gingen we weder aan boord van de E tn a ,
vergezeld van den Assistent—Resident en den Gouvernements—
Eadja van G o ro n ta lo , die de reis door de T om in i—b o g t met
ons doen zouden. De Eadja had verkozen om van zijn eigen
(1) l)e aanplant van den C h o c o la l t (zoo als de Mexicaansche naam van den
kakao-boom is,) geschiedt uit de zaden, die violet of aschgraauw gekleurd, en elk
in twee bruine lobben verdeeld zijn. Deze zaden hebben de grootte van amandelen,
en zijn ten getale van 20 tot 30 in elke der komkommer—vonnige en geelachtig—
roode vruchten aanwezig. Voor de markt worden de kakao-pitten gekneusd of
tusschen cilinders of rollen vcrpletterd, Ter bereiding van Chocolade of C h o c o la l t
worden de pitten of boonen gebrand, geschild en tot een deeg gemaakt. In Junij
en December worden de vruchten rijp, maar de plant of boom werpt eerst in het
6de of 7de jaar vruchten af en wordt 8 à 10 voeten hoog. De inlanders normen
de kakao veelal K aw a -M e n g a la of » Bengaalsche koffij,”
tent-praauw gebruik te maken, eu deze werd derhalve op sleep-
touw genomen. Toen ook de inlaodsche loods van G o ro n ta lo
zijne plaats aan boord had ingenomen, stoomden we weg en
hielden digt Jangs de zuidkust, waarvan men zegt, dat, ze
overal ib n o e -m a a s of goud-aderen heeft. Dan eens was die
kust hoog en steenachtig, en dan weder was ze laag en moe-
rassig. De wind deed de golven zwelleu, en de praauw van
den Eadja danste en slingerde geweldig op de baren. Doch de
Eadja bleef rüstig op zijn matras liggeu, en schoof met blijk-
baar welgevallen zijn m ad a t of amfioeu, waarvan hij, - even
als alle Vorsteu, P o e tr a ’s (Prinsen) en Hoofden in deze oorden
en de gansche bevolking van G o ro n ta lo , - een matig liefheb-
ber scheen te wezen. Wat den loods aangaat, deze had een’
lederen zak ; vol opium bij zieh, eu ' droeg in zijn geel en
vervallen gelaat en in zijn dofle en geelachtige oogen de akelige
sporen, dat hij zieh aan dit heulsap vreeselijk te buiten ging,
üewijl nu echter schip eu schepelingen aan zijne zorg waren
toevertrouwd, zoo was het noodig dat hij wakker en nüchteren
bleef, en werd hem dus zijn zak met opium ontnomen, ' totdat
zijn taak vervuld zou zijn. Het stond hem wel niet aan, en
hij keek wel troosteloos naar zijn’ lederen zak, maar hij was nu
eenmaal onder de vlag, en een scheepsvlag, vooral van een
oorlogsc-hip, is een strenge matrone, eene ongemakkelijke cere-
monie—maitres, die stipte orde en subordinatie handhaaft, al
waait ze ook nog zoo luehtig en wispelturig u it, en al draait
ze ook met alle winden coquet en dartel rond.
Den volgenden morgen vroeg waren we voor P a g u a t of
P a g o a tto , hetwelk 50 mijlen of ruim 16 uren van G o ro n ta lo
gelegen is, en alwaar we, wegens de ondiepte van het vaarwater
bij de kust, ver uit den wal achter het, in het noorden der
bogt gelegen, eilandje B ite lia of B itillo ten anker kwamen.
We lieten ons dadelijk naar den wal roeijen, en kwamen weldra
in de rivier, die ook P a g o a tto heet, en zieh in twee armen
deelt, dragende de oostelijke en in de Tomini-baai uitvloeijende