
geven, dat ze den last van die groote massa menschen liever
niet zoo lang forschen wilde, - sprong ik maar weder, even als
ik wel eens meer bij zulke twisten gedaan had, den draagstoel
u iten liep de brug over. Het personeel van H a ro e k o e stroomde
mij dadelijk achterna, want het kraken der brug was. niet on-
opgemeikt gebleven.
Ik nam nu mijn’ intrek weder in het fort Z e e la n d ia , en
maakte mij gereed om de Straat-Haroekoe over te steken, en
naar W a a j op het eiland Ambon te vertrekken.
De o rem b a a i lag weldra zeilvaardig, en de Eadja van
P o r to , benevens den Patti van W asso e , die mij gevolgd was,
vergezelden mij naar den overkant. Na verloop van ongeveer
3 nren was de togt volbragt, doch onderweg had mij een feile
koorts aangegrepen, die mij belette om het vol genot te hebben
van het gezigt op de schoone baai van W a a y 'e n het fraaije
bergland van H i t o e , en zieh nog bov endien eenige dagen lan0,
met veel hevigheid als aandenken aan S tr a a t-H a ro e k o e bij
mij kwam melden. W aay is een groot open vlek, dat er zeer
goed-aangelegd en goed-onderhouden nitziet, en door eenige
nette en met levende hagen bezoomde wegen en dwarswegen
doorsneden is. Het Negorij- of Eegents-huis, waarin ik ont-
vangen werd, is een groot en goed gemeubleerd gebouw. Eenige
schreden van daar is een groote badplaats van het helderst bron-
water, dat den reiziger vriendelijk schijnt te noodigen, en een
weinig noordwaarts van de negorij ziet men zacht-glooijende en
welige heuvelen, die hier en daar met kleine boschkaadjen en
groepjes van K a jo e -p o e ti-b o om en en andere gewassen ge-
kroond zijn, en een fraai uitzigt geven op de Straat en het
eiland Haroeko-e.
De gemeente van Waay telt 836 zielen, waaronder 337 lede-
maten en 368 kinderen. Er zijn twee scholen, waarvan de,
eerste met 109, en de tweede met 127 leerlingen bevolkt is.
De kerk is zeker, zoo uitwendig als inwendig, de fraaiste der
Molukkos. Kansel, klankbord, pultrum, Begentsbank, doop-
hek enz. zijn kwistig met kunstig snijwerk, vergulde lijsten enz.
versierd, en van de zoldering hangen moderne lichtkroonen en
Engelscha lampen neder.
Aangenaam werd ik bij mijne komst te Waay verrast door
de ontmoeting van den Heer e o sk o t t , hoofdonderwijzer van het
Nederlandsch Zendelinggenootschap te Amboina. Hij was op-
zettelijk naar Waay gereisd om mij aan te treffen, en gedu-
rende de dagen, die ik hier ziek doorbragt, was zijn gezelschap
mij tot veel opbeuring. Gelukkig logeerde hij ook in het
groote ledigstaande Negorij-huis, waarin ik mij anders vrij-een-
zaam zou bevonden hebben, daar de Eadja van P o r to en de
Patti van Wassoe mij reeds dadelijk weder verlaten hadden.
Ik dank hem hier openlijk voor zijne goede en hartelijke zorgen,
gelijk ik den Eadja van Waay dank zeg voor de vriendelijke
bezoeken, die hij vaak aan den zieke bragt.
Zoodra ik weder eenigzins hersteld was, deed ik mijn werk
te Waay af, en zette mijne reis voort naar Soely, welke plaats
9 palen van Waay gelegen is. De E a d ja—k ed o e a van Waay
(letterlijk: tweede Eadja, doch juister: de opvolger van den Eadja
bij overlijden en zijn vervanger bij ziekte en afwezigheid),
oudste zoon van den Eadja van Waay, vergezelde mij derwaarts.
Eerst bereikten we de Muhamedaansche negorij Toelehoe. Deze
groote en sterk-bevolkte plaats heeft een’ ruimen tam p a t -
mandi (badplaats van bronwater) en een welvarend voorkomen.
Hare vele huizen worden allen door hoog geboomte belommerd,
gelijk ook de breede weg, die midden door de negorij loopt.
De zonnestralen speelden door de takken en bladeren heen, en
wierpen aanhoudend bewegelijke schaduwen op den grond en
op de daken der huizen neder.
Van hier trokken we, dan eens door bosschen van K a jo e -
p o e ti -boomen en dan weder door nageltuinen , verder en bereikten
weldra de Muhamedaansche negorij T e n g a - te n g a , en kort
daarop de plaats mijner bestemming, de Christen-negorij Soely.
Deze negorij, die een aantal goede huizen telt, strekt zieh
längs en digt aan de baai van B ag u a la u it, en heeft een zeer