
hij-zelf en de zendeliugleeraar nooij mij vergezelden. De Hoekom
of het dorpshoofd van Eemboken met den H o e k om -k e d o e a
(tweede hoofd, opvolger en plaatsvervanger van den Hoekom,)
ontving mij aan den oever, alwaar ook de meester met de school-
kinderen stond, die mij onder gezang en de muzyk der dwars-
fluiten naar de lo d jie volgdeu. Men weet, dat het veelal de
gewoonte in de Menahassa en op de Moluksche eilanden is,
om den reizenden ambtenaar op zoodanige wijze te ontvangen
als ik hier met een woord aanstip, en dat de receptie op
A m b o in a , Sapa roea en elders nog met andere ceremonien en
eerbewijzingen gepaard gaat. De ontvangst, die mij te Rem -
boken te beurt viel, greep alzoo in de meeste negorijen plaats,
en het uitgeleide was gemeenlijk even plegtstatig als de ontvangst.
Het gezang der kindereu, begeleid door 10 of 20 of
soms meer bamboezen dwarsfluiten, klinkt in de open lucht
bijzonder-liefelijk, vooral dan wanneer eenig nabijliggend gebergte
de toonen wedergeeft.
De bodem, waarop de met 500 dapoers bevolkte negorij
Remboken, - die aan de overzijde des meers de kleinere negorijen
W a to em e a , T e la p , E r is en anderen tot gebnren heeft, -
gelegen is, zou, volgens eene Alfoersche overlevering, aan eene
geweldige nitbarsting van den vulkaan S a p o e ta n g , d. i. den
berg d er v ro uw e n , zijne wording te danken hebben. Die
bodem bestaat namelijk nit bijna niets anders dan groote steenen
(waaronder ook kalksteen of pijpaarde,) en zware rotsblokken,
die indeidaad van eene geweldige vulkanische uitbarsting schijnen
te getuigen, en tevens doen vermoeden dat ook wel in vroeger
eeuwen door eene vreeselijke uitbarsting van een’ thans verdwenen
en lang vergeten berg, welks krater gelijktijdig instortte, het
meer van Tondano kan ontstaan zijn. Volgens eene andere
overlevering zou Eemboken weleer een eilandje in het meer
geweest zijn, even als er nu nog eenige kleine eilanden
als groene heuvelen boven den waterspiegel er van uit-
steken. Een van deze eilanden, hetwelk ik op mijn watertogtje
naar E em b o k en passeerde, is bet bekende eiland, dat gedurende
den opstand tegen de Kompagnie in 1807 en 1809 door de
muiters was bezet geworden. Tijdens het oproer der Tondano-
rezen tegen de Kompagnie in 1709 en 1711, hadden ze zieh
meestal op de eilandjes genesteld, die ten noorden aan de mon-
ding van het, door het meer gevormd en met vele waterplanten
begroeid, kanaal digt bij de negorij Tondano gelegen zijn.
Hit de lodjie van Eemboken heeft men het uitzigt op de
bergen L in t a , K a s o e r a t - a n , P e p a la n p o n g a n g , M e n e n g -
p o rro k , K e k e lo n d e , en het P a s s o - gebergte, zoomede op
den 3,736 voet hoogen T am p o e s so , den 5,791 voet hoogen
S a p o e ta n g , den 3,341 voet hoogen K aw ie n , den reeds ge-
noemden 4,029 voet hoogen M a s -a ra n g (goudkool), en den
5,090 voet hoogen Lokong. Al deze grootere en kleinere
reuzen bezetten een gedeelte van noordelijk Gelébes, gelijk
het. andere gedeelte bezet wordt door den 3,851 voet hoogen
K aw a tak , de bergen S o ed a ra of twee g e b ro e d e rs aan straat-
Eembéh in het H. O., die 4,263 voet hoog zijn, den K la b a t,
die eene hoogte van 6,377 voeten heeft, den E um an g an of
Mahaboe, die 4,053, en den Em p o n g , die 4,761 voeten
hoog zijn; en wijders door den K im aw an g , den P o lis a n g , den
S o e u o n - J a v a en den Tamporrok. Omtrent den G o e n o n g -
Kawien bestaat eene Alfoersche legende, welke den volke
verkündigt,. dat de kruin van dezen berg gestrekt zou hebben
tot behoud van één enkel paar menschen, toen de wereld in den
zondvloed onderging, en die alzoo ten bewijze mag dienen, dat
ook bij de verstrooide stammen der Alfoeren, gelijk bij alle
volken der aarde, de overlevering van den grooten zondvloed is
bewaard gebleven.
In de naaste omgeving van Eemboken ziet men welige
koffijtuinen, en drie warme bronnen. In ééne dezer bronnen
zwemmen kleine vischjes rond,, die van de heete temperatuur
van- het doorzigtig nat geen letsel blijken te hebbem, en ook
als taboe schijnen beschouwd te worden.