
in het midden van het naauwe vaar water vallen. Des anderen
daags passeren we het eilandje N en ek en bereiken S t r a a t -
H e rb e rg . De monding dezer Straat, die door het eiland
B a tjan en het eiland T am b e li (aan welks noordelijken hoek
een kleine parelbank ligt) gevormd wordt, is zeer eng, en heeft
toch nog plaats ingeruimd aan drie groenende miniatuur-eilandjes,
welke zieh in het midden der monding en als het wäre in
den hals of trechter der S tr a a t verheilen. Beide oevers van
S tr a a t—H e rb e rg , die uren lang als een naauw kanaal tusschen
de genoemde eilanden B a tjan en T am b e li voortloopt, zijn met
velerlei läge boomsoorten en gewassen sterk begroeid, en schijnen
elkander te 'willen naderen. De vele ondiepten, die we hier
en daar vermijden moeten, de drassige boorden en modderachtige
bedding der Straat, en de ontelbare R izo p h o ren , die
men aan beide oevers ontwaart, doen ons dan ook vermoeden,
dat de Straat eenmaal zal toegroeijen en gevolgelijk de beide
eilanden tot een eiland zullen vereenigd worden. — Onze togt
is tot dus verre hoogst-bekoorlijk. Geen enkel golfje rimpelt
de spiegelgladde wateren, w'aarin de toppen der boomen schil- -
derachtig weerkaatsen. Een doodsche stilte heerscht in de
natuur, en menschen-geluid wordt nergens vernomen, want
menschen wonen hier niet. Maar in de bosschen kirren de
t jik o e k o e r ’s of torteldniven, en in de sierlijk-gebogen b a -
ta n g ’s of rietstokken der bamboe-strniken slaan de p e rk o e -
to e t ’s met teeder geluid, en in de verte hooren we het diep
en zwaarmoedig gesteun der p e rg am ’s of p om b o ’s , terwijl
de b a d jin g ’s of eekhoorns en s ir ie -k a tte n , die elkander
in de takken al speiend vervolgen, en de, schelle toonen der
lo e r ie ’s , b eo ’s , k a k a to e a ’s , k a le h a ’s en b ß te ts , die hier
en daar in de hooge boomen dartelen, de eenzaamheid af-
tvisselen.
Uit s t r a a t-H e r b e r g (1), waarin we bij Towali tegen den
^ (1) De naam s t r a a t -H e r b e r g klinkt zeer prozaisch, en het oord, schoon
onbewoond en vertaten, is zoo poetisch. Men zegt, doch bi) wijze van- anekdote,
dat zekere resident van Tern a t e , die het eerst deze s t r a a t zou zijn doorgeavond
ankerden, om den volgenden morgen verder te gaan,
komen we in S tr a a t-S em b a k i, die gevormd wordt door
de eilanden B a tja n en K a ssa ro e ta of P o e lo e -S e g a r a (ook
Tow a li-b e s& r genoemd.) Laatstgemeld eiland, hetwelk 5 mijlen
lengte heeft, is almede onbewoond, doch had vroeger eene aan-
zienlijke bevolking, die door een’ vorst of Sen g ad jie bestuurd
werd. De fondamenten van een’ voormaligen kraton of paleis
zijn er nog aanwezig, en, naar men zegt, had een der vorsten
van B a tja n vroeger, d. i. vóór het jaar 1558, op dit eiland
zijnen zetel. Volgens de overlevering der menschen van B a tja n ,
was deze vorst de broeder van den toenmaligen vorst van
B a tjan p o e t r a - a lam - s am a r g i i .a , en zon hij met eenige ne-
gorijen van B a tja n zijn uitgeweken, omdat hij de leer van
muhamed wilde omhelzen, hetwelk zijn heidensohe broeder, de
regerende vorst van B a tja n , wilde beletten. Later zonden
de broeders wreder verzoend en de uitgeweken bevolking van
g ro o t-T ow a li weder naar B a tjan zijn teruggekeerd. De
naam van den uitgeweken broeder wordt opgegeven als a w a l -
d jaw a n , welke ■ naam echter later bij zijnen overgang tot de
Muhamedaansche kerk in a l tw a d in of a la a w a d in moet veran-
derd zijn.
Midden in S tr a a t-S em b a k i, die men met den naam van
b in n enm e e r zou kunnen bestempelen, ligt eene groote p a r e lb
a n k , en de Sultan van T e rn a te had ons bij ons vertjpk
van T e rn a te yergund om, bij onzen terugkeer met zijne
praauw, op een zijner banken paarlen te laten visschen. Toen
we nu deze bank bereikt hadden, sprongen eenige roeijers,
parelduikers van den Sultan, fluks over boord, en doken naar
beneden. Het water was zoo helder, dat we onze duikers op
varen, BERG genaamd was, en de s tr a a t naar hem H e e r—B e r g , en eindelijk
bij verbastering H e rb e rg geheeten is.' - Meer zeker is de berkomst van den naam
der A m a n u s -g r a c h t te B a ta v ia , die de prokureur JOANNES a m a n d s in 1647
voor zijne rekening iiet graven, of van den naam van bet kanaal A n tjo l te
B a ta v ia , hetwelk door bemoeijenis van den toenmaligen Direktenr-Generaal F r a n c
o i s c a r o n in 1650 gegraven werd, zoomede van den naam der V in e k e -v a a r t ,
welke ANDRIES V1NCK omstreeks het jaar 1 7 5 0 bij B a ta v ia liet uitdiepen.