
in een of ander wond, meenende dat daarin de „ groote geest”
gezeteld is, en buitendien nog vele Dii m in o re s of mindere
boschgeesten, boomgeesten en huisgeesten, en ook sömmige
groote steenen, die ze voor t am p a t - s e t a n of duivels—plaatsen
houden. Hunne wigchelaars verstaan de kunst, om zichzelven
in exstatisclien slaap te breiigen, en al slapende de toekomst te
voorspellen. Het, voorspellen heet hier dan ook eenvoudig: id ie of
slap en . Bij liunne kampongs, huizen en akkers of velden ziet
men altijd een m a tak au of vogelverschrikker, ter wering van
de booze geesten, en tevens ter wering van dieven of siecht
volk. De vrees voor matakau’s is zoo groot, dat het plaatsen
er van bij huis en hof den bewoner of eigenaar doorgaans vol-
komen veiligheid zijner bezitting verzekert. De zoogenaamde
o rd a lie n of godsgerigten der middel—eeuwen zijn ook op
G ilo lo in zwang, evenzeer als bij de Daijaks ■ op Borneo.
In geval het verschil tusschen twee personen niet beslecht kau
worden, springen ze beiden in de rivier. Die het langst onder
water blijven kan, heeft het regt aan zijne zijde. Van den
Islam zijn de Alfoeren van Gilolo zeer afkeerig, en al wie
Muhamedaan i s , staat bij lien in haat en verachting. De onr
zindelijklieid, oneerlijkheid en kwade trouw der Muhamedanen
is hiervan de oorzaak. — De Sultan van T e rn a te voert het bewind
over G ilo lo door tusschenkomst van Bo b a to ’s of Rijksraden
en K a la n d i’s of Luitenants, als zijne w a k il’s of vertegenwoordi-
gers, onder welke eenige Alfoersche distrikts- en dorps-hoofden
staan, die den titel dragen van S e n g a d jie , of K iin a la h a ,
of M ah im o , of H o ek om , of O e to e s a n , of K o la n , of
N g o fam an ira .
Aan de westzijde van G ilo lo vindt men de distrikten Sa-
h o e , D ja i lo lo , T o b a ro , L o lo d a en G am m a c an o rre , en
aan de oostzijde, of de kust van M o ro , de distrikten Kauw,
T o b e llo en G a le la . Bij de hoofdplaats Gal ela van laatst-
gemeld distrikt ligt een groot, met eenige eilandjes bezaaid en
door riet en biezen gezoomd, Meer, waarin vele wilde eenden
en b e b e k - la u t (zee-eenden) en andere watervogels leven, en
dat omringd is door de 9 onderhoorige negorijen T o b a ro ,
N a d ik o , D o k o lam o , B a li, S g o -b o e lo n , S o e äk an o ra ,
S o e ä g ira , Togawa en Mamosa. In dat Meer spiegelt zieh
de vrij-hooge berg Aijie , eh niet ver van daar liggen nog
twee kleinere meren. Tot aan het jaar 1827 moet er te G a le la ,
volgens berigten, een assistent-resident gevestigd geweest zijn, en
in 1836 was er nog een schans, die in 1833 was aan-
gelegd, - gelijk er ook bij de rivier Sahoe en te D ja ilo lo
aan de westzijde eenige ruinen van voorinalige Portugesche
forten zijn. Ten oosten van Gal dl a ligt het eiland M o rta a i
of Moro, welke benaming ten tijde der 0 . 1. Kompagnie aan de
geheele oostkust van G ilo lo gegeven werd. In de rivier van
S e d a n g -o li liggen vele schilderachtige eilandjes, en in hare
nabijheid vindt men een warme bron (ak e -sah o e ). Aan hare
monding staat een jagthuis van den Sultan van T e rn a te , en
niet ver van dit jagthuis of lustverblijf loopt een smalle weg,
die door bovengemelde kampong D o d in g a en längs de redoute
naar baai Tawi bij de G o lf van Chiauw of Chihwa, aan de
oostzijde van G ilo lo , voert. Deze baai uitvarende, ziet men oost-
waarts bij de kampong Goemoenie , op eene hoogte van ongeveer
600 voet, de bouwvallen van een voormalig Portugeesch fort.
Verder längs de kust noordwaarts oproeijende, komt men bij de
kampongs B ab an e en K a uw , waarbij 3 eilandjes liggen, die
M itji of M e tti heeten, en een paar mijlen verder het eiland
T o e lan g , waarop de begraafplaats is der Alfoeren, die, zonder
betrekkingen achter te laten, overleden zijn. Voorbij Kauw
komt men aan L ib a tto , hoofdplaats van het om zijne zee-
‘ rooverijen geduchte Tobello. De naam Tobello zon betee-
kenen: „m e t een’ p a a l d u ik e n .” To is „ duiken” , en belo
of b e llo een „paal.” Achter L ib a tto of T o b e llo ligt een
groot binnen-Meer, en een paar mijlen voorbij L ib a tto is de
groote kampong Galela.
De industrie aan de kust van Moro bestaat in het vlechten
van matten ( k o k o j a ) , draagmanden (poledi), schortjes (sissa)
en hoeden of hoofddeksels (saloe). Aan hunne huizen, die