
cle L a ik r is a , de Talioe 6n andere ri vieren, doorsneden.
In 1854 groeiden er 52,228 nagelboomen, 45,745 kokos-
palmen en een aantal sagoboomen. Herten en wilde varkeus
leven er m het hooge gebergte aan de zuidkust en in het
vlakkere noordelijk gedeelte des lands.
De wind was tegen en vrij-sterk, zoodat de roeijers veel te
doen hadden om het vaartuig vooruit te brengen. Eerst hielden
ze digt onder den wal van S ap a ro e a , en werkten tot tegenover
de negorij H o e la lio e of H u la liuw aan den noord-oosthoek
van H a ro e k o e op. Daar gekomen, werd het zeil uitgespannen
en kwamen we weldra 'bij gezegde negorij aan wal. De Patti
stond daar met den Goeroe en de schooljeugd aan het strand.
Dezen Goeroe kende ik reeds, daar hij mij te P o r to een bezoek
gebragt. had. De N jo r a - p a t t i (regentsvrouw) ontving mij op
de stoep van haar hnis in haar zwart zondags—gewaad.
H u la liu w is een groote, vrij-goed aangelegde en welvarende
negorij, die zieh längs en digt aan het strand uitstrekt. Bij
den opstand van S ap a ro e a in 1817 werd ze, op last van
den bovengenoemden Majoor m e i j e b , in de asch gelegd. Ze
heeft 4,96S kokospalmen, en in de nageltuinen 3,139 boomen.
Op ongeveer vijfhonderd schreden afstands ten zuiden van de
negorij is een groote vijver van kristal-heMer bronwater, die
tut badplaats is aangelegd. In het doorschijnend nat zag ik een
aantal visschen. De oevers zijn door digt geboomte oxnzoomd,
hetwelk alleen aan den zeekant toegang verleent.
De gemeente heeft een zeer goed kerkgebouw en een goed
schoollokaal. Ze telt er 773 zielen, waaronder 296 ledematen
en 345 kinderen. In de school vond ik 182 leerlingen.
Eene voor mij zeer vreemde omstandigheid, welke mij hier
voorkwam, moet ik met een woord vermelden. In het huis
van den Patti plaats genomen hebbende, en ziende dat mijne
buitenstaande bagaadje niet weTd binnengebragt, vroeg ik aan
de Njora of ze eene kamer voor mij had. Over deze vraag
seheen ze verwonderd en verlegen, doch wees ze mij toch ein-
delijk een kleine kamer aan. Maar zie, deze kamer lag geheel
overhoop, - de vloer was met verscheurd papier en andere
onzindelijkheid overdekt, - het bed was beslapen en liefe vuile
gordijnen, kussens en spreijen zien, - in één woord, men kon
die kamer zóé niet betrekken. Overal elders hadden de Regenten
de logeerkamer zoo net en rein en keurig in orde doen
brentren. Overal elders had ik helderwitte neteldoeksche venster-
en bed—gordijnen, met bouquetten van kunstbloemen versierd,
aangetroifen. Overal elders had ik de ' wanden der kamer ge-
drapeerd gezien met rood en wit katoen, en de deur met een
veelkleurige sitse sprei gemaskeerd! Ja zelfs ‘hadden sommige
Regenten, zoo als b. v. die van Amahev, een verhemelte van
rood gingang in de voorgalerij van hun huis en naast de deur
opgeslagen, waaronder ik , op een’ versierden en op eene ver-
hevenheid of zoldering staanden stoel, die met een met goud of
zilver gestikt fluweelen küssen met gouden kwasten belegd was,
plaats moest nemen, terwijl naast dezen stoel aan weerszijden
een lager geplaatste stoel stond, waarop de Regent en de Njora
z a te n ! ... En hier, te H u la liuw , wees men mij een vertrek
aan, hetwelk er inderdaad zoo haveloos en onrein uitzag, dat ik
liever in de ■ buitengalerij op een gewone b a lé— b a lé zou g e --
slapen hebben! Ik betoonde mij hierover verwonderd, en zeide
tot de Njora dat ik nu maar bij den Goeroe logies zou vragen.
'N u volgde er duizendmalen : //bê ta m in ta - am p o n ” en vdjan-
eran g o e s a r” (ik vraag verschooning en neem het mij niet
kwalijk) (1), en daarbij de belofte dat de kamer spoedig gereed
zou zijn, onder bijvoeging dat ze met mijn voornemen om den
da<r te H u la liuw te blij.ven onbekend was geweest, enz. Ik nam
natuurlijk met deze verontschuldiging geheel genoegen, en ging
naar liet kerkgebouy,. alwaar de schooljeugd verzameld was, en
alwaar (opdat ik dit in het voorbijgaan zegge,) het verlangen
der dorpelingen om het school-examen bij te wonen zoo groot
was, dat de kerk niet alien bevatten kon, en de buitenstaanden
(1) ’ .B e ta " ¡s het Ambonsch-Maleisch voor het hoogere *akoe", of het lager-
Maleisçhe «saya" en het plat-Maleische » g ó a.’’