
In den namiddag liet ik mij van R em b o k e n , alwaar de
heer b en d sn e ijd er mij verliet, naar Kakas roeijen, welke groote
eil mime, met ongeveer 300 stroompjes en riviertjes doorsneden
en met een legio kleine bruggen en vondels bedeelde,. negorij
aan het zuidelijk uiteiude van het T o n d an o -m e e r gelegen is.
Hier verliet mij ook de zendeling-leeraar n o o ij , dien ik niet
zou wederzien, daar de dood dien ijverigen broeder kort na onze
sch ei ding uit zijn’ nuttigen werkkring opriep. Uit de lodjie
van K ak a s had ik een sclioon gezigt op het meer, waar-’
aan een menigte van wilde eenden, koeten, waterhoenders,
aalduikers en andere vogels veel levendigheid bijzette. Digt bij de
negorij ligt de negorij P a s so , alwaar de eerste koffijboom groeit,
die in de residentie Menado geplant werd en p. m. 60 jaren
oud is. Men vindt er een goede badplaats van helder water}
en daar nevens eene heete bron. De negorij is zeer klein en
telt slechts 4 d ap o e rs, terwijl Kakas 780 dapoers heeft.
Tegen den avond in de hoog uit den grond gebouwde
lodjie van K aka s zittende en op het meer turende, verhief
zieh op nieuw de M en ah a ssa -k o o rts, die mij pas onlangs
verlaten had. De Majoor zeide mij, dat de Z. 0 . winden, die
juist waren doorgekomen en in de Menahassa altijd koorts-
ziekten te weeg brengen, hiervan de schuld moesten dragen.
Ongelukkiglijk was de chinine, die ik van Menado had medege-
nomen, reeds verbruikt, en dacht ik er reeds aan om iemand te
paard naar Menado te zenden, ten einde bij den Heer möge
nieuwen voorraad te halen, ofschoon er denkelijk 4 dagen zouden
moeten verloopen eer mijn estafette terug kon zijn. De pak-
huismeester van Kaka s echter, de heer wilson, kwam mijne
wenschen voor, door mij met een weinig chinine bij te staan.
Helaas, bij het gebruik bleek het, dat deze restant-provisie ge-
heel verslagen was, en dus de verlangde uitwerking als geneesmid-
del verloren had! Bij dit alles kwam nog, dat mijn bediende, -
die reeds ter hoofdplaats M en ad o , even als zijn meester, door de
koorts geteisterd werd (S ak ie t-d em am ), en dien ik daarom bij
mijn vertrek van daar achtergelaten, doch later in een’ draagstoel
naar T o n d a n o had doen overbrengen, - nu ook weder koortsig
werd, zoodat hij buiten staat was om mij op te passen! Daar zat
ik dan nu in de eeuzame lodjie, ziek en droevig gestemd, zonder
bediening en zonder oppassing! In een achterkainer lag kromo
(zoo heette mijn bediende) op zijn t i k a r (matje) uitgestrekt,
en in eene der voorkamers lag ik-zelf in het ouderwetsche
half-vergulde ledikant! De dagen vielen mij oneindig lang,
maar nog langer de slapelooze nachten. Niemand om mij heen, met
wien ik spreken kon, niemand, om mij tot gezelschap te zijn!
De zuid-oosten wind, die bestendig over den hoogen zuidelijken
bergwand van den Dano blies, snisde mij droefgeestig in de
ooren, en het eentoonig geschreeuw der gekko’s onder het dak,
en der t j i t j a k ’s (soort van hagedissen), die längs de wanden jagt op
insekten maakten, hinderde mij voortdurend, - terwijl het gebrom
der wilde bijen (tawon), die honderden van diepe gaten in de
balken der voorgalerij boorden en daarbij haar eigenaardig gerit-
sel maakten, en het gegons en gedruisch der groote nachtvlin-
ders en b id jo e—k lap p a (groote kokos—torren) en vledermuizen
(b o e ro n g -tik o e s ), die des avonds binnenstormden, en het altijd-
durend gepiep der talrijke waterhoenders aan den welig-begroeiden
oever mij hoe langer zoo meer ondragelijk werden!... Gelukkig,
dat ik mijne taak in de negorij reeds gedeeltelijk op den dag
van mijne aankomst verrigt had, en ook het school—eixamen in
het groote, doch vervallen, planken-kerkgebouw was afgeloopen!
De koortsen toch werden al heviger en heviger, en mijn toestand
werd bedenkelijk. Ik besloot eindelijk om K a k a s te verlaten en
naar L a n g ow a n g te gaan. Een rijdpaardwerdvoorgebragt, en,
in gezelschap van den Majoor, reed ik heen. Naauwelijks echter
was ik buiten de negorij, toen ik den grijzen zendelingleeraar
schwarz van L an g ow an g ontmoette, die zieh in een klein rijd-
tuig (bendie) naar Kakas begaf, om daar zijn dienstwerk te ver-
rigten. De goede en hartelijke man, ziende dat ik met eene
hevige koorts te paard zat, wilde niet dat ik verder zou gaan,
en bewoog mij om terug te keeren, teil einde een paar ureu
later met hem te vertrekken en dan van zijn rijdtuig gebruik
4