
het groote gezelscliap van ruiters te zien, die op den weg van
het dorp stil stonden. Het Hoofd vroeg haar in het Alfoersch,
waar toch de menschen van het dorp waren? Ze antwoordde
ook in het Alfoersch, en sprak lang en inet vele gesten en gebaren,
Het Hoofd vertolkte mij haar antwoord. Het lnidde:
„dat sommige huizen bijna geen bewoners meer hadden, dewijl
deze gestorven waren, en dat er in 4 huizen nog eenige menschen
ziek lagen, die zij oppaste, dewijl zij de e en ig e was
in h e t d o rp , die g e zo n d was, en in s ta a t om de z iek en
te h e l p e n I n hetzelfde jaar (1854) kwam er sterfte in
de bassecour of onder het tamme pluimvee. Op het erf van
mijn’ gastheer, den heer dammers, (die mij, toen ik van mijne
laatste reis door de Menahassa ter hoofdplaats terugkeerde,
en de logeerkamers van den heer resident jansen allen bezet
waren, vriendelijk zijn huis aanbood), zagen we verscheidene
eenden, ganzen en kippen plotseling nedervallen, en weinige
oogenblikken daarna sterven. Hit duurde eenige dagen lang
voort. Men schreef deze sterfte toe aan eene schadelijke uitwa-
seming van den grond, omdat het pluimvee, hetwelk in hokken,
een paar of meer voeten hoog boven den grond, opgesloten
was, geen letsel bekwam.
Vraagt men mij of de Menahassa het schoonste land zijn
zou in den Indischen Archipel, zoo als dikwijls, hoewel niet
door a lle reizigers, beweerd is , dan kan ik die vraag niet
toestemmend beantwoorden. Het bergachtig gedeelte van Ja v a
en S um a tra is veel schooner. De Menahassa is te weinig
gekultiveerd en te weinig bevolkt om in schoonheid met de
gezegde eilanden te kunnen wedijveren. De schoonheid van
een land bestaat wel in bergen en ravijnen, heuvelen en dalen,'
afgronden en valleijen, rivieren en stroomen, wouden en rots-
gevaarten, en planten en gewassen en kruiden en bloemen, en
zonder twijfel is de maagdelijke tropische natuur, zoo als ze uit
de hand des Scheppers te voorschijn kwam, uitnemend—schoon; —
maar schooner wordt z e , als een talrijke bevolking het land
doorwandelt, den grond beploegt, en velden en akkers be-
bouwt, en als runderen en buffels alom längs de heuvelen
grazen of in de dalen weiden. Wanneer de landbouw zieh alom
paart aan den stillen arbeid der Natuur, dan eerst wdrdt een
land waarlijk—schoon. Dan eerst verkrijgt men die schilderach-
tige variatie, die zoo bekoort en aantrekt. Er moet overal
leven en bedrijvigheid, gewoel en drukte zijn, overal menschen
en vee en huizen aan de hellingen der bergen, en overal
menschen en vee en huizen in de vlakten, en overal bebouwde
akkers, welige sawah’s en bloeijende velden. Dan eerst kan
men in Oostersche beeldspraak zeggen, dat de »bergen juichen,
de heuvelen huppelen en de dalen lagchen.” Dan eerst komeu
die duizend tinten en schakeringen, die pittoreske situatien,
waarop het oog zoo gaarne rust. De Menahassa nu is een-
toonig en stil en doodsch. Het land is niet genoeg ge sto ffe e rd .
Men ziet te weinig kultuur, te weinig menschen, te weinig
dorpen en huizen, en te weinig vee. Zelfs de waterval van
T o n -d a n o , hoezeer algemeen geroemd, is niet zoo schoon als
b. v. die bij M a lan g en elders op Jav a . De M enaha ssa is
een schoon bergland zonder twijfel, maar wie b. v. de P r e a n g e r—
re g e n ts c h a p p en en de b in n e n la n d e n van C h e rib o n of
Bezoeki of Bag e len op J a v a of de P ad an g sch e b o v e n -
la n d e n op S um a tra kent, zal van zijne bewondering voor de
Menahassa gaarne iets terugnemen.
Intusschen leide men uit het bovenstaande niet a f , dat men
zieh van den landbouw, de kultuur en veeteelt in de Menahassa
juist een hoogst-ongunstig denkbeeid zou moeten vormen.
Neemt men in aanmerking, dat dit groote land slechts
95,500 inwoners tel.t, dan zal men zieh zelfs over de verkregen
uitkomsten en den ganschen toestand des lands moeten ver-
wonderen. De rijstkultuur, zoo in sawah s of k e b o n g—b e tje t
of p e tje h als op tip a r-v e ld en of k e b o n g - k r in g , slaagt er
jaarlijks zeer goed. M ilo— of jo jo—velden ziet men op duizend
plaatsen, en alleen in 1854 werden er niet minder dan ongeveer
1,000,0*00 stuks mais-vruchten geoogst, en 5,000 van J a v a