
krijgcn. De arme Schimmel had zieh veel meer bezeerd dan
ik , en een zijner hoeven zat tusschen de steenen beklemd.
Eindelijk toch werkte liij zieh los, en, aan bet einde van den
dam gekomen, steeg ik weder op en droeg hij mij alsof er
niets gebeurd wäre.
De weg naar M aro s, - welke afdeeling de Noorder-distrik-
ten in het Z. W. schiereiland van Celebes uitmaakt en 26
landschappen telt, die gedeeltelijk aan de rijken van T a n e tte
en Boni grenzen, - kan op den naam van „ gebaanden weg”
niet ten volle aanspraak maken. Bovendien is hij niet zeer
aangenaam, en de reiziger kan niet zeggen veel afwisseling
te hebben. Over bet algemeen is ook de staat van wegen
en bruggen op Ce lebe s bij . lange na niet zoo günstig
als b. v. op Jav a . De Makassaren schijnen zieh daaraan
weinig te bekreunen, of wel zijn ze in bet maken en onderhouden
van wiegen en bruggen niet zoo bekwaam als de goede
Javanen. Bij menige brug moesten we afstijgen en gingen er te
voet over, de paarden aan de hand achter ons leidende of wel
verpligt om ze te laten overzw'emmen. Dan eens toch was de
brug bijzonder-smal, dan eens bijzonder-hoog en steil, dan
w-eder bijzonder-oud en siecht, dan weder lagen de planken los
en verseboven op de jukken, en dan weder waren de planken
geheel verdünnen en moest men längs een’ balk passeren. Eindelijk,
na ongeveer 5 ä 6 uren rijdens door eene schaars-bewoonde
doch veelal met padie bebouwde vlakte, u'aarin hier en daar ook
eenige runderen, buffels, schapen en geiten graasden, kwamen
we aan de rivier van M a ro s, voeren deze over, en bevonden
ons in de kotta-Maros, alwaar de assistent-resident, de heer
Graaf v a n bentheim tekelenbueg eh e da (1853), mij gastvrij
in zijne nette woning ontving. Maros is vrij-digt aan zee gelegen
en wordt door een fort beschermd. De kotta heeft een’
breeden hoofdweg, waarop eenige bij wegen uitloopen, en ziet
er met hare vele en soms zeer-goede huizen vriendelijk uit.
Yoor de kinderen der alhier wonende Christenen is er in 1856
eene Gouvernements lagere school geopend.
De kultuur in de afdeeling Maros bestaat in koffij en
rijst, doch de sawah’s of natte rijstvelden zijn niet zoo net en
scbilderachtig aangelegd als die op J a v a . Het onderscheid is
zelfs zeer groot, en bewijstf de daadzaak, dat het volk Yan
Celebes geen landbouwend volk is, gelijk het volk van Jav a .
De Makassaren en Boeginezen houden meer van de jag t, de zee-
vaart, de visscherij en den liandel. Hunne mindere beschaving
en ruwer zeden maken hen ook voor den landbouwT weinig
geschikt. De bosschen, vol palm-, sapan-, sandel- en djatti-
boomen en ebbenhout, en niet, onveilig gemaakt door olifanten,
rhinocerossen, tijgers of luipaarden, - en de wildernissen, vol
paarden, wilde buifels, hertzwijnen, elanden, herten, wilde varkens,
apen, en eekhoorns, - zijn hun lief, en de zee is hun element,
hetzij voor den handel naar de eilanden in den Archipel, hetzij voor
de vangst van schildpadden, aal, purpervisch, haaijen en andere
vischsoorten, tripang en agar-agar, hetzij voor het duiken van
paarlen. Het volk van Zuidelijk en Midden-Celcbes is een zee-
varend , een handeldrijvend, een jagersvolk, en beoefent den
landbouw als het wäre meer uit luim, dan uit keuze. Trouwens
de bodem van Celebes is zoo vruchtbaar en brengt zoo welig
voort, wat der bevolking noodig is! . . . . Men wint er zoo
gemakkelijk en zoo overvloedig djagong, boonen, ketella of obi
(inlandsehe aardappelen), groenten en kruiden, areeng—suiker, sui-
kerriet, manga’s , mangistan’s, wilde pruimen, oranje-appelen,
limoenen en citroenen, pisang, tamarinde, sago, kokosnoten,
broodvruchten enz. enz., en het pkfrntenrijk geeft zoo veel bamboe,
rottan, katoenheesters, gemoetoe, boomwol, tabak, indigo, tjabé
enz., dat de ■ inboorling zieh van eigenlijken landbouw als het
wäre ontslagen houdt.
De koffij-kultuur in het gouvernement van M ak a sse r is
aan de vrije nijverheid der bevolking overgelaten, en bragt in
1854 7,069 pikols koffij op.
De bekende grot of spelonk B o e lo -le p o n g , op ongeveer een