
gebergte ligt. De weg er heen is zeer steil en dikwijls uiterst-
moeijelijk, doch overigens regt-bekoorlijk. Ofschoon de zon
helder scheen, klaagden we over de koude, die te B o e ro ek an
heerschte. De schoolmeester dezer plaats (natuurlijk een Alfoer)
beging een’ wonderlijken misslag. Na geeindigde inspektie van
de kerk- en sehoolzaken, verzocht ik hem om op den zonne-
wijzer, (die zoo maar geheel losjes aan een’ bamboe in het
midden van den breeden dorpsweg hing,) te zien, hoe la a t
h e t was. Toen nam hij den zonnewijzer van den bamboe af
en hield hem voor zijne oogen! Een algemeen geschater der
Hoofden en dorpelingen begroette deze vreemde manier om een’
zonnewijzer te raadplegen, en de meester was diep-besehaamd,
doch begreep in het eerst maar niet, waarom men toch zoo
hartelijk lachte!___
Bij L a h e n d o n g , alwaar ik bij het dorpshoofd vernachtte en
een aangenaam ver-gezigt had op uitgestrekte en gedeeltelijk
hebouwde streken, ligt het schoone Meer van L in o , bekend
door het trenrig ongeluk, hetwelk omstreeks het jaar 1837 of
1838 wijlen den beroemden Sardinischen reiziger, den graaf
de v id u a , aldaar overkwam. Aan den zoom van dit meer, dat
40 ä 50 eilen in middellijn heeft, vindt men op versehil-
lende plaatsen eenige kokende modder- en zwavel—wellen, die
een’ warmtegraad van 140 Eahrenlieit hebben. De oppervlakte
van het doodsche veld, waarin ze gelegen zijn, is hier en
daar zoo vast, dat ze het gewigt van een menschelijk lig-
chaam ligtelijk dragen kan. De geleerde natuur—onderzoeker
de viDUA echter waagde zieh veel te digt bij de rookende en
dampende kolken, en zakte tot aan de heupen in den kokenden
zwavel! . . . Zijne gidsen hielpen hem er wel u it, doch hij was
zoodanig verbrand en verwond, dat hij niet lang daarna te Amboina
overleed. Ik heb van nabij de plaats gezien, waar het ongeval
geschied was. De scheppers of roeijers mijner b la tta (1) we-
(1 ;' De b l a t t a is een kano of schuitje, hetwelk het kenmerk van de eerste
kindsheid der scheepvaart draagt. Het is een längere of kortere uitgeholde boomzen
mij die plaats op mijne navraag dadelijk aan. — Het meer
is als overdekt met eene kleine soort van eendvogels, die zeer
schuw zijn en bijzonder-lang duiken kunnen. Längs de oevers
wemelt het van meerkoeten, pluvieren en watersnippen. Aan een’
der oevers, naar de zijde der negorij L a h e n d o n g , staat een
vervallen planken huisje, hetwelk een voormalig resident aldaar
heeft doen oprigten om hem op dit schoone plekje tot lusthuis
te dienen.
De. negorijen Koka en Kembics liggen in het zoogenaamd
H e id en sch Menado. In deze volkrijke plaatsen woont geen
enkele Christen, en ook het Alfoersche Hoofd, bij wien ik miju
intrek nam, was een Heiden. Intussclien was hij zeer mgenomen
met zijn’ gast, en liet des avonds de voor mijne komst opgerigte
eerepoort aan den ingang van het dorp illumineren. Ook het
huis, waarin ik mij bevond, was een echt-Alfoersch hnis, en
in het gansche dorp zag ik niet anders dan huizen, zooals de
heidensche Alfoeren die van ondsher gewoori zijn te bonwen, en
zooals ik er ook reeds in andere negorijen verseheidene gezien
had. Het zijn zeer hooge getimmerten of gebouwen, van de
zwaarste balken en planken vervaardigd, en rüstende op pilaren
van 12 tot 20 voeten hoogte. Elk gebouw kan 6 tot 10 huis-
gezinnen bevatten. In weerwil van dit een en ander, kostte
het mij moeite om mij te overtuigen, dat ik geheel alleen en
eenzaam onder menschen vertoefde, bij wie de emblema s der
vereering der scheppende en voortteelende patuur-kracht, en de
daarmede gepaard gaande woeste en gruwelijke zeden en gewoon-
ten der voorvaderen nog in aanzien en zwang zijn, en dat die
zachtaardige, gedienstige en goedhartige HeideDen nog zoo gaarne
de oude bloedige en, schandelijke, met de Bomeinsche L u p e r e
a lie n en B a c c h a n a lien zoo zeer overeenkomende, Eosso’s
zouden vieren, en nog even gaarne in ’t geheim menschens
tam , aan welks voor- en achter-steven eenige zoden aarde of dikke modder zijn
aangehragt, om het inloopen van het water te keeren. De blatta-roeijers of hlatla-
voerders zitten n ie t, maar staan overeind en drijven het schuitje met lange roei
spanen voort.