
opgewonden eil wraak-ademende scheepsvolk toe, totdat eeu uur
later de roeijers gelukkiglijk weder bedaard en op hunnen post
waren. De gewon.de werd intusschen voorgebragt. , Hij had
twee zware klewang-slagen aan beide zijden van den nek ont-
vangen, zoodat er twee groote stukken vleesch bij nederhingen.
Ik nam dadelijk eenige witte zakdoeken uit rnijiT koffer, wiesch
zijne wonden met zoet water u it, en leide er natte compressen
op, die we met andere doekeu en dassen goed bevestigden.
Het scherp was door de schuine rigting van het wapen niet in
het inwendige van den hals gedrongen, maar had de beide
zijden er van zoodanig van boven naar beneden getroffen, dat
de vleeschdeelen van den nek en het uiterste bovengedeelte van
den rüg als het wäre afgeschild waren. Zoo goed mogelijk
werd de lijder verder verzorgd, en eene gemakkelijke ligging
voor hem uitgekozen. Maar wij-zelven hieven den ganschen
nacht buiten, spraken. van tijd tot tijd met de roeijers om
hunne gedachten van het gepasseerde drama af te leiden, en
zagen met blijdschap ten 16 ure den morgen dagen. We vernamen
toen, dat de aanleiding tot het amok jaloezij was ge-
weest. Een Ternataan had omtrent het gedrag, ten aanzien
zijner vrouw door een’ zijner mederoeijers even voor het ver-
trek van T e rn a te gehouden, achterdocht of vermoedens opge-
v a t, en was in den avond van den volgenden dag tot waanzin
en razernij (amok) gebragt, , toen hij den verdachten roeijer
juist voor zieh aan den schepriem zag zitten. — We mogten van
geluk spreken, dat zijn moord-aanslag geen verder bloedvergieten
ten gevolge had, want onze roeijers bestonden uit twee familien.
De moordenaar behoorde tot de eene, en de verwonde tot de
andere familie. Hoogst-waarschijnlijk zou het tot een alge-
meen gevecht tusschen deze familien gekomen zijn, indien de
prinsen niet voorzigtiglijk tusschenbeiden getreden waren. De
familie van den verwonde toch had gedurende den nacht meer-
malen de scheppers of riemen neergelegd en naar het zijdgeweer
gegrepen, doch Was telkens uit eerbied voor des Sultans zonen
tot de orde teruggekeerd.
Tegen 6 uren des morgens bevonden we ons als in een
betooverde streek. De bovengemelde voor T o b e llo gelegen
eilandjes vormen hier als het wäre kronkelende riviertjes,
baaijen, zeeboezems, landtongen, bogten, kanalen, grachten,
meertjes, kreken en inhammen, die allen door heerlijk wiegelend
groen en bladerrijk geboomte als bezoomd zijn. Men zou
meenen, dat dit oord opzettelijk ten dienste der zeeroovers
bestemd was, zooveel schuilhoeken biedt het voor hunne smalle
en ranke praauwen aan. Overal kunnen ze. deze praauwtjes en
zich-zelven in het digte hout- en struikgewas verbergen en aan
het oog der vervolging onttrekken. In onze bewondering werden
we plotseling gestoord door het gezigt van vele gewapende
mannen, die bij kleine troepen van 3 , 6 of 8 te gelijk, längs
het strand naar de hoofdplaats van Tobello trokken! Ze schenen
als uit den grond op te komen, zoo onverwacht was hunne ver-
schijning aan den oever. Hergens zagen wre huizen of kampongs,
of gehuchten, of bewoonde plekken. Het oord scheen verlaten,
en alles in den omtrek was eenzaam en doodsch. Zelfs geen
enkel rookwolkje verried de nabijheid van menschen.. . . De mannen
aan de kust hielden eenigen tijd gelijken tred met onzen
voortgang, doch sohreden toen haastig voort - , en, daar ze zieh
gelieten, als of ze onze vaartuigen niet bemerkten, werden we
een weinig achterdochtig omtrent hunne gezindheid en voornemens.
Zonder twijfel (dachten we) moeten ze door seinvuren op de bergen
en heuvelen, of op andere bij zeeroovers gewone wijze, van
onze komst kennis dragen en naar de hoofdplaats zijn opontbo-
den. In gestadige onrust bereikten we den hoogen uitstekenden
hoek eener baai of diepen inliam, toen onverwachts van achter
dien hoek of kaap drie, elk met 16 scheppers bemande, roovers-
praauwen pijlsnel op ons afschoten. Op dit gezigt ontstelden
we allen. In een’ oogwenk lagen de praauwen ons ter zijde,
doch de naakte Herkulische mannen gaven al lagchende en door
woorden en teekenen aan onze bemanning te kennen, dat ze
ons eere wilden bewijzen. Dit werd dan ook dadelijk begrepen,