
zeide mij namelijk, ook bij monde van den waarnemenden
predikant, dat ze, sclioon van zeeroof levende, onbedorven,
eerlijk, gastvrij, trouw en opregt in hunne vriendschap, dank-
baar en levendig van aard, welwillend, volgzaam en vatbaar
voor ontwikkeling en beschaving waren, en daarbij grooten afkeer
van den Islam haddeu. Over mijn voornemen confereerde ik
eerst met den Sultan van T e rn a te , die op G ito lo of noor-
delijk H a lm a h è ra (gelijk reeds gezegd is ,) zijne B o b a to ’s ,
K a la n d i’s en verdere mindere Hoofden lieeft, en dus behoorlijk
diende gekend te worden. De S ri-p a d o e k a . betuigde mij, dat
hij gaarne zien zou, dat die geduchte zeeroovers, de schrik der
indische wateren, tot het Christendom overgingen. //Ze willen,”
zeide hij, n toch geen Muhamedanen worden, en nu heb ik 111
inijne staten liever Christen-onderdanen, dan Heidensche zeeroovers,
die mijn gezag niet genoeg eerbiedigen (tiad a sampe
d en g a r) en mijne bevelen tegen den zeeroof niet gehoorza-
men.” De Sultan deed zelfs zijn eigen vaartuig, onze bekende
p ra a uw—b a n k o , in gereedheid brengen en met 50 roeijers
of seheppers bemannen, en beloofde verder alle hulp en mede-
werking. Beeds lang te voren had ook de resident van
T e rn a te het pian gehad om naar T o b e llo te gaan. Thans
besloot hij daaraan gevolg te geven, en zoo waren we beiden
op den 18de" September (1853) reisvaardig en scheepten we
ons in. Vier van des Sultans zonen vergezelden ons, namelijk
de prins k a p i t e iu - l a u t of admiraal zijner vloot, de prins
kommandant zijner troepen, en twee prinsen, luitenants zijner
lijfwacht. Ook de bovengemelde kapitein v a n d e n ham en de
luitenant van administrative d ie u d o n n e wilden aan den togt deel-
nemen, en twee van des Sultans Hak im ’s (sekretarissen of
geheimschrijvers) gingen met 011s mede. Eenige dagen te voren
had de Sultan een’ zendeling (S o e ro e h -a n ) afgevaardigd, om
zijne gezaghebbers te To.bello, Ga lè la enz. van onze komst
te verwittigen.
Ten 7 ure in den morgen roeiden we weg, gevolgd
door nog eene andere praauw, die tot keuken-praauw (pra auwdapoe
r of p ra a uw -m a s s a k ) was ingerigt, en waarin onze
provisien enz. waren ingescheept. Ongeveer ten half 12 ure
kwamen we in de schoone baai van D o d in g a of Sed an g -
o li. De monding dezer baai is ruim 2 mijlen breed en bevat
vele reven, die bij ebbe droog vallen. Oostelijk van ons
zagen we een aantal groene eilandjes, die zieh in de ver-
lenging der baai, (welke verlenging p. m. 2 mijlen land-
waarts indringt, en ruim i mijl breedte heeft,) schilderachtig
voordeden. Bij den ingang dezer verlengde baai, waar thans
het lusthuis of het jagthuis van den Sultan gelegen i s ,
bestond in vroeger jaren een scheepstimmerwerf. Ten westen
van ons het eilandje Dämar of T e lab o , dat voor de
negorij D jilo lo bij den berg S e d a n g -o li gelegen i s ,
voorbijvarende, roeiden we de rivier van D o d in g a in, en
bleven bij kampong D o d in g a in ons vaartuig ovemachten,
dewijl de beide vaartuigen, welke de Sultan een paar dagen
te' voren om den Noordelijken uithoek van het schier-eiland
G ilo lo heen naar de Oostkust of de kust van Moro had
afgezonden, hunne bestemming nog niet bereikt hadden. Den
volgenden morgen verlieten we onze praauw, die hier achter-
bleef, en gingen nu te voet de zeer smalle landengte over,
welke het Noordelijk schier-eiland van de overige drie schier-
eilanden van H a lmah e ra afscheidt, passeerden de kleine slechts
met 75 zielen bevolkte negorij D o d in g a en de bovengenoemde
steenen redoute, en kwamen na een groot half uur gaans aan
de Oostelijke baai, waarin de verwachte vaartuigen thans reeds
waren aangekomen. Onze bagaadje, provisien enz. waren in-
tusschen almede overgebragt, en tegen 9 uur in den morgen
staken we met onze nieuwe praauw—bankoe’s van wal. Men
kan zieh geen denkbeeid maken van de liefelijke natuur-
tooneelen, die zieh hier opdeden. De baai zelve was verruk-
kelijk-schoon, en een reeks van helder-groene, schijnbaar-
onbewoonde, eilandjes, die als ’t wäre evenwijdig met de kust
voortliepen, vormde een kanaal, waardoor onze ranke praauwen
als in spelevaart heengleden. Deze eilandjes, van de baai