
leudenen van den 9,250 voet lioogen berg Noesa — h e l i , en
van de ongeveer 8,000 voeten hooge T r ie r , S a la g o r , Awa-
la h o e en anderen van Ceram’s bergen hingen, elkander
fluisterend op de lieerlijkheid des liemels en de pracht der
schepping wezen !
Den volgenden morgen, 17 November, stoomden we, bij
het aanbreken van den dag, naar de baai van E lp a p o e t i ,
die zieh als een groot hoefijzer voordoet, in welks bogt of
kromming de beide vereenigde negorijen P a u lo h y en S om o -
soeroe liggen. Deze negorijen zijn met 861 Alfoersche Chris-
tenen en ongeveer 1000 Heidensche Alfoeren bevolkt, en in
hare nabijheid ziet men eenige koffijboomen, die ongeregeld zijn
aangeplant, doch veel vrucht afwerpen. Eenige schredeu weste-
lijk van P a u lo h y stört zieh een rivier, waarvan de naam mij
ontsclioten i s , van ongeveer 10 ä 12 voeten breedte, in zee
u i t , terwijl op ongeveer 100 schreden afstands van het dorp
een paar wellen of bronneu zijn, die den O r a n g -k a y a in
staat gesteld hebben om een badplaats van kristal-helder water
digt bij zijne woning aan te leggen. In de baai borreit hier
en daar warm, en? soms kokend, water op.
Be Christelijke gemeente der beide n e g r i-d is am b o n g of
verbonden negorijen lieeft, ofschoon ze bijna 900 zielen telt,
slechts 45 ledematen. Het getal harer kinderen beloopt
359, waarvan er 126 in het sehoollokaal, tevens kerkge-
bouw, bijeen waren. Eenige jaren geleden was wijlen den
zendelingleeraar van het Nederlandsch Zendelinggenootschap,
j . s t a e j n g , te E lp a p o e ti werkzaam, en zulks ongeveer tot
aan 1825.
Bijzondere vermelding verdienen de beide negorijen niet. Het
zijn, zoo als doorgaans, open vlekken, die zieh längs het
zeestrand uitbreiden, en een aantal huisjes dragen, die er
meestal siecht uitzien en zonder veel orde of regel aan den
zoom van breede voetpaden zijn opgetrokken. De goeroe
der gemeente scheen zieh den haat der Alfoeren op den hals
gehaald te hebben. Kort voör onze komst toch, - t. w. in
Oktober 1 8 5 3 , - had men hem in e ffig ie gemoeskopt of
den kop gesneld. Men giste dat eenige leden der gemeente aan
dit bedrijf niet vreemd waren.
Naauwelijks waren we een paar uren aau wal of de gouver-
neur der Molukkos ontving een bezoek van den radja der
groote alfoersche negorij of van het kleine staatje S ah o e lau ,
hetwelk p. m. 800 zielen telt, en ongeveer 8 uren gaans van
P au lo h y verwijderd ligt. Met, groot ceremonieel werd hij
gerecipieerd. Eenige salvo’s *uit kleine stukken geschut, die
(meen ik) van de E t na aan wal gebragt waren, begroetten hem,
en eenigen onzer mariniere stonden met eenige matrozen längs
den dorpsweg, dien hij passeren moest, en ha ie geschaard.
Gestreeld en gevleid stapte hij tusschen de dubbelde rij henen.
Hij droeg een* rooden engelschen rok met vergulde knoopen,
een’ witten pantalon en schoenen aan de bloote voeten. Kok
en pantalon waren door ouderdom bijkans vergaan en van de
mot doorvreten, en duizenden van plooijen bewezen, dat ze
jaren lang in een ta to em b o e of kistje (naar Alfoersch gebruik)
bewaard waren. Op het hoofd droeg hij een zware vergulde
kroon, die ongeveer 10 pond woog. Zijne volgelingen, welligt
100 in getal, waren, met uitzondering van den tjidakko, zonder
eenige kleeding. Met ons aan het dejeuner, dat juist werd op-
gedragen, plaats genomen hebbende, en zieh, even als wij,
van vork en lepel wilende bedienen, stak de Badja zieh al
dadelijk de vork in de lippen! Hierover werd hij beschaamd,
leide zijn vork stil neder, en at met zijne vingers, zoo als
hij gewoon was.
Over tafel verhaalde ons de Radja van N o llo th (op Sapa-
roea), die daags te voren door den Gouverneur der Molukkos
naar Sahoelau gezonden was om den Vorst te roepen of te
noodigen, dat hij nog nimmer zulk een’ afschuwelijken weg
door bosch en wildernis en over rivieren en boomstammen
betreden had, en dat hij in de Baleo».van Sahoelau onder
vele scliedels ook het hoofd eener vrouw gezieu had, hetwelk