
drie negorijen liggen aan de zuidkust van het eiland, en beide
laatstgemelde zijn alleen over zee te naderen. Ik vernam echter,
dat er over bet steil en rotsig kustland een siecht en bijna
onbegaanbaar voetpad van Oma naar Wassoe voert, en mis-
schien ook naar Aboroe. Over land Oma bereikt hebbende,
vond ik daar een orembaai gereed om mij naar Aboroe te
brengen. De overtogt was voorspoedig, dewijl de wind günstig
en de zee kalm was. We liielden digt' längs de k u s t,
doch liepen bij de hooge rotshoeken of ta n jo n g ’s van Wassoe
en Aboroe verder in zee om de zware deining der baren aan
de beide ta n jo n g ’s te vermijden. De dag was warm geweest,
en op de plaats der inscheping aan het steenaehtig strand had-
den we ongeveer een uur lang feile zonnehitte doorgestaan,
dewijl de bemanning van het vaartuig nog niet voltallig was.
Poen we echter onder zeil waren, woei ons een ’ frissche breeze
nit het zuidwesten eene weldadige verkwikking toe. De orembaai
gleed pijlsnel längs de groene, dan eens plotseling om-
hoog rijzende en dan weder steil en wild nederdalende, zuidkust
heen. Liefelijk deed zieh Wassoe voor, zoo als het daar aan
het strand zijn witgepleisterd kerkgebouw en goede witte huizen
toonde, en aan drie zijden door een reeks van heuvelen lag
ingesloten. Eenige oogenblikken later liet zieh de negorij
Ab o ro e zien, zoo als ze zieh in de kleine, doch diepe en
klippige, bogt, en door vele kokospalmen belommerd, in ’t
zilte nat der baren spiegelde. Weldra was ik aan land, alwaar
de Patti, die mij niet meer wachtte, mij naar zijn huis ge-
leidde.
De negorij A b o ro e , die weleer uit 3 gebuchten, t. w.
A m a - ila , A m a -k a a i en A m a - to e lie bestond, ligt bij een’
heuvel, A m a - ila geheeten, en heeft een welvarend voorkomen.
Yan de belangstelling der ingezetenen in de openbare eeredienst
mag het fraaije kerkgebouw, dat ze het hunne noemen, ten
bewijze strekken. Het is wel niet een der grootste, maar zeker
een der beste en der netste kerken in de Ambonsche negorijen.
De inlandsche gemeente, die in dat heiligdom des zondags
vergadert, telt 584 zielen, waaronder 224 ledemäten en
273 kinderen. In haar schoolgebouw, dat bij hare kerk minder
günstig afsteekt, vond ik 133 leerlingen.
Den 8sten Januarij vertrok ik weder van daar , en begaf mij
per orembaai naar Wassoe, welke negorij ik den 6den was
voorbijgevaren. In deze negorij vond ik eene inlandsche gemeente
van 273 zielen, waaronder 99 ledemäten en 133 kinderen,
en in hare school 73 leerlingen. De Patti van Wassoe ontving
mij in zijn huis, en toonde mij met welbehagen de groote water-
put achter het dorp,, en de fraaije steenen kerk, die pas onlangs
voltooid was geworden. Zelden zag ik een zoo nette negorij.
Hare strafen en paden zijn met lev ende hagen afgezet, en met
fijnen ijzer-kalksteen en gestampte schelpen bestrooid. De huizen
staan geregeld längs die wegen en paden in rijen gerangseliikt,
en zien er allen goed-onderhouden uit. Een aantal kokospalmen
en vruchtboomen belommert de gansche plaats, en geeft zelfs
bij heete middagzon verkwikkende koelte in het dorp. Des avonds
blonk de heldere maan op de stille baren, die kabbelend aan
den klippigen oever mischten, en schoot haar zilveren stralen
door het bladerrijk geboomte heen op elk dak en voetpad neder. . . .
Den dag van den 9den bleef ik te Wassoe over, en vertrok
des anderen daags naar Oma te ru g , van waar ik den 6den naar
Aboroe was afgevaren. Als ik mij niet vergis, moet de naam
dezer negorij (Oma), volgens de overlevering, de aanleiding geweest
zijn dat het eiland H a ro ek o e oudtijds ook den naam
van Oma en B o ew a n g -b is s i heeft ontvangen. Toen namelijk
de Portugezen voor het eerst de Molukkos bezochten, moet er
een (of misschien meer) hunner schepen al vroeg aan ’t klippig
strand van de negorij Oma zijn ten anker gekomen, en zou het
scheepsvolk toen abusivelijk den naam van Oma aan het gansche
eiland gegeven hebben. De naam van B o ew a n g -b is s i (ijzer
wegwerpen of weggeworpen ijzer) moet met deze landing voor
Oma in naauw verband staan. Bij het vertrek namelijk van