
en onze bezorgdheid in bijkans-volkomen gerustheid verkeerd.
IV e wisten namelijk, dat op al fle Moluksche eilanden de ge-
woonte bestaat om aan een naderend vaartuig, waarop zieh aan-
zienlijke gasten bevinden, die aan eene of andere plaats of negorij
een bezoek komen brengen, van wege de betrokken plaats of
negorij een bijzonder eerbewijs te geven. Dit eerbewijs bestaat
hierin, dat men met twee of drie of meer praanwen niet al-
leen het naderend vaartnig te gemoet komt om het in te halen,
maar ook dit vaartuig vooraf driemaal rondroeit of rondschept,
eer het den wal bereikt heeft. De roeijers der bezoek-praauw
leggen er zieh dan bijna altijd op toe, om door verdubbelde
inspanning hunner krachten en dus door verdubbelde snelheid
der vaart dat eerbewijzend d riem a a l ro n d ro e ije n te be-
letten, ten einde de opvarenden der welkomst-praauwen, bij
mogelijke en eventuele mislukking hunner voornemens, te kun-
nen uitlagchen en ze met die mislukking te kunnen plagen.
De snelheid, waarmede zieh dan alle vaartuigen voortbewegen,
is zoo groot, dat een stoomschip vaak moet achterblijven. Toen
ik later met Z. M. oorlog—stoomschip E tn a te B an d a kwam,
werd dit schip door 4 a 5 vlaggende praauwen driemaal achter
elkander met zooveel snelheid rondgeroeid, dat de E tn a als
het wäre scheen stil te liggen, en toeh stoomde het schip op
dat oogenblik met eene 4 a 5 mijls vaart door de baai.
Zoodra dan nu ook onze gerustgestelde roeijers vernamen
wat de Tobellorezen wilden, spanden ze, onder een elkander
aanmoedigend herhaald gegil en geschreeuw, alle krachten in
om door ongemeene snelheid van voortgang het voorgenomen
eerbewijs van T o b e llo te doen mislukken. Ons vaartuig scheen
letterlijk te vliegen! Doch wie schetst onze verwondering, toen
de drie rooverspraauwen, slechts 3 a 4 voet breed en p. m. 20
a 25 voeten lang, ons met zulk eene ongeloofelijke snelheid
rondschepten, dat het scheen als of we werkelijk stil lagen!
En dit herhaalden ze nog tweemalen, eer we den gezegden
landhoek, waarvan we toch, toen het eerbewijs begon, slechts
1/4 mijl verwijderd waren, bereikeu konden! Vlak bij den
hoek genaderd, schoten de 3 rooverspraauwen nog tusschen ons
vaartuig en dien hoek als drie visschen door, en lachten de
sterk-gespierde en forsch-gebouwde koperkleurige Alfoeren onze
mannen hartelijk uit. Het werd ons toen wel zeer duidelijk,
dat we met zeeroovers te doen hadden, want alleen de ^ zeeroovers
hebben zulke ligte, lange, ranke en smalle vaartuigen,
en zijn zulke onvergelijkelijke en nimmer te overtreffen roeijers!
Nu bleven ze bedaard met ons voortscheppen, dan eens vooruit,
dspi eens längs zijde, en dan weder ons volgende. En zoo voe-
ren we de baai in , en zagen aan den achtergrond daarvan een
rij van huizen onder kokos-palmen en geboomte als verscholen,
en eene digte menigte van menschen aan den wal.
Nieuwe schrik en ontsteltenis! . . . Plotseling toch sprongen
60 a 70 mannen in de baai, en liepen snel en met woest gegil
en geschreeuw door het water op ons toe, ieder van een’ dikken
en ronden paal of boomstam van ongeveer 12 voet lengte voor-
zien. Noch wij noch ons scheepsvolk konden beseffen, wat
dit vertoon beteekenen moest. Het scheen alsof men ons en
onze vaartuigen met zulke knodsen wilde vermorselen! Intus-
schen lachten de Alfoeren der rooverspraauwen, en keken opge-
ruimd naar de plassende menschen, die het water der baai hoog
boven hunne hoofden deden spatten. Langzaam voeren we door,
schijnbaar onbevreesd, doch aller harten klopten, en ieder onzer
meende welligt dat zijn laatste ure gekomen w a s ! ... Doch
zie, ons vaartuig raakte aan den grond en zat vast, en nu
bleek het, wat de mannen met hunne palen of slieten bedoel-
den. Eluks wierpen ze die palen op körte afstanden van
elkander dwars voor ons vaartuig neder, grepen de praauw toen
van weerszijden aan, en sleepten zfe over de palen heen als over
cilinders of rollen naar den wal! . ! . De mannen van T o b e llo
hadden ons natuurlijk in de verte zien naderen, en tevens be-
grepen, dat de baai, daar het juist ebbe was, geen water genoeg
voor ons vaartuig zou hebben. - Im der haast hadden ze toen
eenige boomen omgekapt, om tot rollen te dienen, waarover ze
de praauw over den ondiepeii bodem naar den wal konden slepen!
9