
vele wilde eenden, duiven, paradijsvogels, kakatoea’s, kasua-
rissen, honigzuigers, papegaaijen, enz.
Overal op het eiland (hetwelk, naar gezegd wordt , eveu
als de P ie k van B o n th a in op Celebes’s zuidwestelijk schier-
eiland, de scheiding is der moessons tusschen de S u n d a - en
Moluksche-eilanden,) ziet men lioogere of lagere bergtoppen,
die onder anderen de namen dragen van B a ra , B o a - te to e ,
B o e lo e a n a -k a k o e (aan de noordkust in het regentscliap L i-
s e l l a ) , P o k h a , P en e le en Bolale (in het regentscliap
M a s s a re te ,) T omahoe of Lemadang (op de onbewooude
westkust), B a lam a tta (op de noordwestkust), T ile h e t of
P i l e h e t (op de noordkust), B a to e -b o e a , A tn o ö e l, W a le li,
K a k o e s ie l, H a n h o n i, P a tihm a n , Bede, enz. De Lemad
an g is de hoogste en bereikt 2,600 eilen. De P o k h a is
4000 h 5000 voeten hoog.
Ook zijn er verscheidene. kapen en baaijen, als : de baai en
kaap Bara aan de monding der rivier B a r a , de T im a , de
T ih o e , enz.; terwijl de voornaamste ta n jo n g s of hoeken de
namen dragen van T a n jo n g -B a la te t to , T a n jo n g -B a to e -
Pegge en T a n jo n g -P e la .
Eenige rivieren, als b.v. de W a a i - i l i of W a a i - i la , heb-
ben hären oorsprong te danken aan het beroemde Meer van
B o e ro e , hetwelk W ak ah o lo heet, terwijl weder anderen, zoo
als de rivier H a s te lia , zieh in dit Meer uitstorten. Bij de
Alfoeren van het binnenland staat- het Meer .W ak ah o lo in
hooge veneratie, doch het is niet eene veneratie als die, welke
op het eiland B a li aan het Meer Boejan in het rijk van
B o le lin g betoond wordt, werwaarts de Balinezen bedevaarten
doen om den D ew i-d a n o e of den ,/ geest van het Meer” te
offeren en van dezen wclvaart voor het land te vragen. In den
regel toch boezemt het W ak ah o lo—meer aan de Alfoeren groote
vrees in, en houden ze het voor Taboe of liever voor P am a li,
en durven ze het dus niet digt te naderen, meenende dat hun dan
eenig ongeluk overkomen zou. Het ligt 4000 voeten hoog op
den bijna ontoegankelijken K ak o e sie l. Zijn omtrek is 8 uren,
en zijne diepte 1 0 0 voeten. Van zijne heldere wateren leest
men dat ze rijk zijn in visch, en vooral in aal en paling, en
dat er vele watervogels in rondzwemmen, terwijl eenige bamboe-
struiken aan de moerassige oevers groeijen, en ongeveer 3 0 0 Alfoeren
de gehuchten W ak o lo h en N a lab e ssij bewonen, welke
er niet ver af liggen. Het bijgeloof zegt, dat het Meer bewaakt
wordt door een’ draak of groote Pythonische slang of ander
vreeselijk gedroeht, en dat aan de oevers een boom groeit, die
L a g o e n d i- itam heet, en welks sappen aan de grijsheid jeugd
en kracht en schoonheid hergeven. Volgens mededeelingen,
werd het Meer in 1668 door den Kommandant van het fort
C o s - b u r g , met name joiian L e ip z ig (of boudewijnszF),
en in 1 7 1 0 door den Kommandant H. c. kellee bezocht.
In laatstgemeld jaar traclitte ook de Moluksche landvoogd
a . van d e e stell een’ togt derwaarts te ondernemen, doch
ondoordringbare wouden en vreeselijke steilten en afgronden
verhinderden hem den toegang. In lateren tijd, t. w. in 1825,
werd het Meer bezocht door den Heer eng elh ak d , toen Assistent—
Resident van S ap a ro e a , thans Oud—Resident, en in 1847
door wijlen den Generaal c l ee e en s , toen Gouverneur der Mo-
lu k k o s , vergezeld van den Heer eoskott, den reeds hooger
genoemden Hoofd-onderwijzer der kweekschool voor inlandsche
Goeroe’s te Amboina.
De Alfoeren van Bo e ro e , - die, gelijk gezegd is, in fenna’s
of stammen (elders Kaboewaai (stam), en weder elders K o e ria
(eigenlijk bondgenootschap) geheeten,) verdeeld zijn, - zijn allen
Heidenen. Men vindt aangeteekend dat ze het Opperwezen of
den .hoogsten God vereeren onder den naam van opo- g e b a h -
s n o e l a t i i , hetwelk »eigenlijk beteekent: n God, menschen
(daden), sch rijv en .” Als profeet vereeren ze den N ab i (profeet)
a t p a , die eenmaal op den berg Tomahoe nederdaalde, aldaar
7 geboden (waaronder 3 politieke geboden) gaf, en weder teil
hemel voer. — Deze overlevering hefcft schijnbaar eenige gelijkenis
met de heilige oorkonden van het oude Testament, en men denkt
er bij aan mozes’s wetgeving op den berg S in a i, en zijn ontslapen