
aan hand rondloopen, vergezeld van een weinig-euphonisch
gezang.
Het afdalen was ons nog moeijelijker en veel gevaarlijker
dan het opklimmen, doch de Alfoeren hielpeu ons weder en
we kwarnen behouden beneden.
Dood-vermoeid, - want alles moest te voet, en wel längs
Alfoersche, d. i. bijna o nm o g e lijk e , voetpaden , en een paar
malen door droogstaande rivier-beddingen, geschieden, - kwarnen
we tegen den avond te P a u l oh v terug.
Op vrij—verren afstand westelijk van P a u lo h y liggen, op
hoog en steil gebergte,; drie Heidensch-Alfoersche negorijen,
die S an ah o e , W a sih a en Mani heeten. Ze hebben eene
bevolking van ongeveer 800 zielen, en worden doof 2 R a d ja ’s
bestuurd. De Eadja van N o llo th ontraadde het mij volstrek-
telijk orn derwaarts te gaan, en wilde mij in geen geval vol-
g en , dewijl de aldaar wonende Alfoeren als zeer woeste en
gevaarlijke menschen bekend staan. Aangezien ik nu zonder
tolk met de beide Hoofden niets zou kunnen bespreken, zoo
zag ik van mijn voorgenomen bezoek af.
Des anderen daags bezochten we vier Alfoersch-Heidensche
negorijen, t. w. L o em a l a i t , A f is a n o (niet te verwarren
met A p s a n o e , een Muhamedaansch dorp van 40,0 zielen,
almede bewesten de baai van E lp ap o e ti,) Aw ah ia en Wara-
kaya. In de negorij L o em a la it telde ik 10 huizen, en
schatte de bevolking, door den O r a n g—K ay a van A fisano
of A p is a n a bestuurd, op ongeveer 60 zielen. Te A fisano,
door een’ O r a n g -K a y a bestuurd, stonden 14 huizen, en
stelde ik de bevolking, naar gissing, op p. m. 80 zielen.
Te A w a h ia , almede bestuurd door een’ O ra n g -K a y a , zag
ik 4-3 huizen, en schatte ik de bevolking op p. m. 250 zielen,
en te AA arak a y a , bestuurd door een’ Kadja, stonden 26
huizen, en zal de bevolking p. m. 150 zielen bedragen hebben.
Door internfodiair van mijn’ dragoman onderhandelde ik met
de Hoofden van L o em a la it, AVarakaya en A fis a n o , terwijl
ik mij met den O ra n g -K a y a van Awahia , een’ inlandschen
Christen, in het Maleisch onderhouden kon.
De O ra n g -K a y a van Afisano kwam mij te L o em a la it
outmoeten en geleidde mij naar zijne negorij. Zijn gevolg,
bestaande uit een twaalftal jonge Alfoeren, zag er schilderach -
tig uit. In het hoog-opgemaakte haar hadden ze verscheidene
vedereri van jaarvogels gestoken, en armen, borst en beenen
waren met verscheidene hraceletten, snoeren van glaskoralen (mani-
mani) en ringen kwistig versierd. We liepen een eind weegs
längs het strand en traden weldra Afisano binnen, alwaar de
dorpelingen ons welwillend ontviugen.
In de groote negorij Awahia kwam ik juist op het oogen-
blik aan, dat de ingezetenen wegens de terugkomst van eenigen
liunner, die den vorigen macht drie menschenhoofden gesneld
hadden, feest vierden. Er was eene groote drukte en bedrijvigheid.
De versehe hoofden waren pas in de balco bij de
vele andere gesnelde menschenhoofden opgehangen, en zoowel.
in deze b a lé o als voor eenige huizen waren de teruggekeerde
beiden bezig om een nieuw teeken te voegen bij de teekenen,
die ze reeds op hun’ tjid a k k o hadden. Dit teeken, hetwelk
pen gesneld menschenhoofd aanduidt en als het wäre vertegen-
woordigt, bestaat in een’ zwarten kring, dien ze op dat ge-
deelte van den tjid a k k o trekken, hetwelk over de lendenen
heenloopt, en wel zoo, dat de kring juist in het midden te
staan komt. Daar de tjid a k k o (gelijk gezegd is,) gemeenlijk
van afgeschrapte en zacht- geklopte boomschors vervaardigd
wordt en dus eene» witte kleur heeft, zoo is de zwarte
kring er duidelijk op te onderscheiden. Sommige Alfoeren
hadden reeds 5 à 6 kringen , - allen rondom elkander getrok-
ken of rondom elkander heenloopende, gelijk de gewoonte medebrengt,
— ten teeken dat ze reeds 5 à 6 koppen gesneld
hadden of aan 5 à 6 wèlgeslaagde expedi tien van koppeu-
snellers hadden deel genomen. Anderen hadden pas in den