
E t na bleef dus tamelijk-ver van den wal, en streek hare
sloep, Waarmede de Heer ja n s e n en ik naar land roeiden, —
doch n ie t, dan na. vooraf met den Kommandant, die het ge-
vaarlijk achtte om ten anker te gaan en liever in volle zee
op en neder hield, te hebben afgesproken, dat een omge-
keerde vlag, aan het straud door ons opgestoken, het sein
zou wezen dat we ons werk in de negorij verrigt hadden en
das wenschtea naar boord terug te keeren. De E t na zou dan
meer in den wal houden en hare sloep zenden.
De negorij Kan d a r , iets kleiner dan T a ro en a , is , even
als deze, ongeregeld aangelegd. De bodem is er evenwel meer
heuvelachtig, en veel meer door digt en lommerrijk geboomte
beschaduwd. Haar kerkje is een gebouw van bamboe (1), en
rondom dit kerkje liggen de kleine hnisjes en. hutjes , als in
(1) Ik heb tot heden nog verzuimd eenige bijzonderbcden oralrent den b am b o e
aan te teekenen. Van dit zware riet- of heestergewas (in het Maleisch boelo pf
b am b o e , doch in het Javaansch vosan of p r in g geheeten,) leest men, dat het
in soorten verdeeld is , -die de namen dragen van b am b o e -b e to n g , b am h o c -
ori b am b o e - a p o e t , b am b o e -d j a b a t , b am b o e -m a a s , b am b o e -a n d o n g ,
s am e t -b am b o e en b o e lo -p e r - r in d o e of klaagriet. Het bamboe-riet bereikt
eene len°te van 40 of 50 voeten, en sommige soorten groeijen zelfs tot 90 en
meer voeten hoog, zoo als b. v. de b am b o e - s am e t . Het groeit op breede stoe--
len, waaruit vaak 25 a 30 rietstokken (b atang) opschieten, ,die na verloop van
ongeveer 5 jarcn tot gebruik geschikt zijn. Voor de uitgekapte rietstokken sehieten
telkens nieuwe loten uit den stöel of strnik op. - Veelzijdig is het nnt, dat het
bamboe-riet in Indie aanbrengt. Het dient, tot den bouw van huizen, en het maken
van goten, waterleidingen ,' dakcu, bruggen, masten, p a g g e r s (hagen), meubelen,
vlotten, stijlen, balkeu, sparren, stutten, p ik o la n ’s of draaghouten, g a la h ’s of
schuifboomen voor vaartuigen , gereedschappen , t im b a ’s of water-emmers , haken ,
kookpannen (bij de Alfoeren), lainpjcs of p l i t a ’s , vuur-tangen en ander huisraad.
In gespleten en grover-verdeelden toestand dient het tot het vlechten van huis-
wanden, omheiningen, matten, mandwerk, bevloeringen , Jcipas of vnurwaaijers,
hoeden ( t o e d o n g ’s), enz., terwijl het in fijner-verdeelden of ßjner-gespleten toestand
„ebezigd wordt tot het vlechten van lijne korfjes, mandjes, sigaren-kokers, enz. enz.
“elijk er van de bladeren garens bereid en ook nog. eenig mat- en vlechtwerk ver-
vaardigd worden. Van de jonge loten (r an gk a s of re b o n g ), in azijn gelegd,
maakt men het Persische » t j a r of keukcnzuur, of bereidt men, na ze in water
geweekt te hebben, een soort van stevig papier. Het bamboe-riet dient ook om vunr
te ontsteken. Hiertoe worden dan twee stukken gespleten bamboe kruiselings over
elkander stevig in den grond gestoken, en een derde stukje snel en aanhoudend in
het door de beide andere stukjes gevormde kruis of de ßomeinsche V , heen en
het groen nedergeknield, bevallig gegroepeerd. Het dorp is in
twee wijken verdeeld, wordeade de eene wijk door de inlandsche
Christenen bewoond, en de andere door ongeveer 300 Muhameda-
nen, de eenigen, die op de Sangier-eilanden worden aangetroffen.
De huizen dezer o ra n g -S lam (Muhamedanen), en hun Missighiet
zien er vrij—haveloos en onrein uit. In de Christen—wijk telt
de gemeente almede slechts 300 zielen. Hier is ook de school,
welke met 33 leerlingen bevolkt is. Na afloop van het schöol-
examen, hetwelk in de kerk gehouden werd, werden er 154
doopelingen gedoopt.
De Radja van Kan d ar toonde ons een zilveren tja r a n a of
d o e lan g (schenkblad,) dat hij van zijne vaderen geerfd had, en
dat als een kompagnie’s-geschcnk met het wapen en naamcijfer
prijkte van een’ der voormalige landvoogden van Te rn a te .
Zoodanige zilveren bladen, - gesclienken van voormalige Gouverneurs—
Generaal of van landvoogden van l e r n a t e , waarin
hunne wapens en namen gegraveerd stonden, - waren ons ook,
als erfstukken (poesaka) der voorvaderen, door de Radja’s van
M an g an ito e en Ta roena en te Siauw getoond. De jaartallen,
op die geschenken uitgedrukt, wezen allen op de 17e ofhetbegin
der 18e eeuw, en het randschrift vermeldde de namen der Radja’s,
en de gelegenheden, waarbij ze van landswege deze ondeTschei-
ding genoten hadden. Door langdurig gebruik, en vooral door
veel geschuurd en glinsterend gemaakt t e . zijn, was het zilver
der meeste schenkborden zoo dun als een boomblad geworden
en op menige plaats reeds met kleine gaten uitgesleten.
Tegen den middag maakten we ons afgesproken sein aan het
strand, en kwam de E tn a meer in den wal. De wind was
nog sterker aaögewakkerd, en de golven liepen hooger op de
weder gehaald. De hitte , die hierdoor wordt opgewekt, slaat spoedig tot ontvlam-
ming over, en eenige dorre bamboe-bladeren, of k a lb o e s o n g (bnitenbekleedsel der
djagong-vrncht), of m e r a n g (padie-stoppels, stroo); of r a b o k (zwam of ligt-
ontvlambaar hout) of k a w o e l, in de vlam geworpen , geven weldra een groot vnur.
De P y r—stan der oude Saksen, of de t am p a t—ra b ok of tonderdoos zou men dus
in N. I. des noods knnnen missen.