
af tot G a le la toe, dragen de namen van G o la r a i, Takawo,
T o p p o - to p p o , B a r a n g - k a n e k , Koewoem, T o lo n a e n ,
K o k a r e - law o e , W o b i, K o k a r e - i t j i , M ed d ek , M e tti,
P ow a le , S o la t en P o p ilo , terwijl er nog 5 eilandjes zijn,
welker namen mij niet zijn opgegeven. Het weder was helder
en de azuur-blaauwe hemel onbewolkt. De takken der
overhangende boomen spiegelden of baadden zieh in het
zilte nat, en de echo’s weerkaatsten allerwege het .schel gegil
der roeijers, die . van tijd tot tijd van beide praauwen
elkander toeriepen, en het maatgeluid van tif a en g o n g ,
dat over de kalme wateren verre en in lang-gerekte toonen
mischte. Buiten ons was hier schijnbaar geen enkel men-
schelijk wezen. Diepe stilte en eenzaamheid, die alleen door den
gelijken roeislag van 100 schepriemen werd gestoord, heerschten
alom in ’t ronde! Zoo bereikten we de negorij' B abane , en
daarop tegen den avond de groote Muliamedaansche negorij
Kauw, die in een’ inham of bogt der kust, doch van het
strand verwijderd, gelegen is. Hier roeiden we aan wal en
bleven er overnachten. Den volgenden morgen was de stroom,
gepaard met harden wind, zoo sterk tegen, dat we verpligt
werden te Kauw te blijven. Onzen tijd verdreven we gedeelte-
lijk met de jagt op de snippen en krombekken, die zieh op de
reven, welke men voor Kauw aantreft, in tallooze zwermen
ophielden, en gedeeltelijk met het zoeken längs het strand van
fraaije schelpen en zeelioornen (bia—bia), en met het visschen
van parelschelpen op de bij deze negorij gelegen parelbank.
Onze Ternataansche scheppers doken ons honderden van schelpen
op, doch we vonden er of niets in of slechts zeer kleine paarlen
als gierstkorrels (1). — De negorij Kauw is een open en zeer
uitgebreid vlek, waarin de huizen ongeregeld en als verstrooid
(1) Men weet, dat de paarlen geacht worden het gevolg te zijn eener ziekte
van het weekdier, in welks schelp ze gevonden worden, en dat de soort van
ödster, die p a r e l - o e s t e r heet, de schoonste paarlen oplevert. Het overvloedigst
Romen de paarlen voor aan de kästen van C e y lo n , bij O rm u z en in de G o l f
van P e r s i e of de P e r s i s c h e G o lf .
zijn aangebouwd. Naast den aan het strand gebouwden passan-
grahan of het receptiehuis, waarin we ontvangen waren, stond
eene talrijke aanplanting van klapperboomen, waarin eene menigte
van kakatoea’s , kaleha’s en hobo’s en loeri’s op de jeugdige
knoppen aasden der pas in bloei zijnde kokospalmen. Gansche
zwermen van loeri’s of kastoerie’s en boerong-betet vlogen af en
toe. Paradijs-vogels zagen we echter n ie t, ofschoon ze hier
ook voorkoinen. — Des middags ten 4 uren kregen we eeti
bezoek van 8 h 10 vrouwen van Hoofden, die allen zeer goed
gekleed waren, doch zieh zoo bedeesd en verlegen betoonden,
dat we de grootste moeite hadden om ze aan het spreken te
krijgen. Na verloop van een uur was het bezoek afgeloopen.
In den avond van dien dag, ten 10 ure, was de w'ind stil
en de stroom günstig. We staken dus van wal, doch hadden
nog geen halve mijl gevaren, toen er iets gebeurde, dat ons op
deze piek, in de onmiddellijke nabijheid der zeeroovers, en in
het donker van den nacht, niet weinig deed ontstellen. Plotse-
ling tocli hoorden we onder de roeijers een groot rumoer, gepaard
met het geroep van: | am o k !” en het gekletter van klewang’s
en o-ollok’s en ander wapentuig. De prinsen, die buiten de
kajuit de avondlucht genoten, kwamen verschrikt binneu, en
vermeerderden onze ontsteltenis. Er was amok, d. i. een door
opium of wraak in blinde woede ontstoken Ternataan hieuw
woest en • wild met zijn klewang rond en had reeds een’ der
vddr hem zittende roeijers vreeselijk gewond. In ovenjlmg en
zonder bezinning greep ik een dubbeld jagtgeweer, vloog uit de
deur der kajuit, en posteerde mij op een donker plekje tegen
de planken of den buitenwand der scheepstent. Zoo hield ik
mij tot verdediging gereed, doch ik kon in het donker niets
anders zien dan in verwarring door elkander vliegende men-
schelijke gedaanten. De prinsen verzochten mij dringend niet
te schiefen , terwijl zij-zelven en de beide geheimsclirijvers des
Sultans de menigte tot bedaren poogden te brengen. Een oogen-
blik daarna sprong de moordenaar over boord en verdween in
het duister van den nacht. De prinsen spraken nog lang het