
Des anderen daags passeerden we de eilanden O u d -M e n a d o ,
P o e lo e -P a n ja n g , B o en ak in , de twee eilanden B e ja re n en
T a lis s a , en bereikten bet eiland B a n g k a , hetwelk ik hooger
meermalen genoemd heb en aan den N: Oostelijken uithoek
van Celebes gelegen is. Volgens opgave is dit heuvelachtige
eiland door Boeginezen, of ten minste door lieden van Boegi-
neschen oorsprong, bevolkt. Dezen worden als geschikt voor
de krijgs— en zeedienst geroemd, en leven van de vangst van
visch en schildpadden, kokos-noten en broodvruchten, en van
den verkoop van ro tta n g en limoenen, die het land opbrengt.
De eilanden B an g k a , Bia ro e of B e ja ren en T a lis sa of Talis
s e zijn de lioofd-eilanden der zoogenoemde B a n g k a -g ro e p j
en tussehen deze groep en het N. Oostelijk Menadosch landschap
L ik o e p a n g in ligt S tr a a t-B a n g k a of S tra a t.-L ik o ep an g .
In 1854 was er nog op het eiland Bangka een gestiebt voor
Leprozen, hetwelk er in 1851 was opgerigt, en, terwijl de
E tn a het drijvende en op en neder hield, roeiden de beer
ja n s e a en ik met een tweetal onzer officieren naar land, en
bereikten längs een smal voetpad door w'oud en wildernis eene
opene piek, die met gras begroeid was en waar het L a z a re tto
ons in het oog viel. Dit Lazaretto was een rnim en luchtig
gebouw van planken, hetwelk in vele kleine vertrekken en eene
lange en groote kamer of zaal was afgedeeld. Het stond een paar
voeten boven den grond, en aan beide zijden van het hoofd-
gebouw paalde een vooruitspringend vleugel-gebouw of zoogenoemd
bij—gebouw, terwijl een buitengalerij längs het geheele getim-
merte rondliep. We vonden er 22 lijders, waaronder enkele
Christenen. Hartversehenrend was het gejammer en geween van
een lepra-lijderes, een meisje van 11 ä 12 jaren oud. Ze was
voor weinige dagen uit het ouderlijk huis weggevoerd om in
het gesticht van B an g k a verpleegd te worden. Hoogstwaar-
schijnlijk zou ze bare ouders en betrekkingen, en het lieye
M en ah a ssa -lan d , waar ze geboren was, nimmer wederzien! De
onmiskenbare teekenen der lepra (k o ed a l of koeroe) vertoonden
zieh reeds aan hare wangen, voorhoofd, ooren en vingers!
De arme! ze weende zoo bitter, en bad en smeekte ons zoo
wanhopig om haar toch mede te nemen en aan hare ouders
weer te geven! De trauen schoten ons in de oogen, doch we
konden en mogten haar niet medenemen, en vertroostten haar
met eene hoop, die we zelven niet hadden, op eene spoedige
beterschap. . . De opziener van het gesticht verhaalde ons, dat de
zeeroovers van Solok of I lla n o of M ag in d an ao onlangs met
hunne p e n ja ja p ’s het eiland hadden aangedaan, en twee lepra-
lijders, een’ man en eene vrouw, die zieh toevallig digt aan
het strand bevonden, hadden medegenomen, en dat ze den man
aan de roeibank gebonden, doch de vrouw, toen ze ontdekten
welke ziekte ze had, over boord geworpeu hadden! Welligt
heeft ook deze gebeurtenis, in verband met de omstandigheid
dat het gesticht te ver afgelegen en tegen de zeeroovers zonder
bescherming was, er toe bijgedragen, dat het L a z a re tto in
1855 van B a n g k a n a a r.d e rivier Toemoempa, aan de
noordzijde der baai van Menado, en alzoo in de onmiddellijke
nabijheid van het Bestuur, is verplaatst geworden. (1)
Toen we weder aan boord der E tn a terug waren, stoomden
we naar B e lan g , hoofdplaats der Menadosche Afdeeling Bela
n g , welke Afdeeling de distrikten R a tah an , P a ssan en
Ponosakan bevat, en door de rivieren Bassan, B o e ja t en
anderen doorsneden wordt. In de nabijheid dezer plaats liggen
de B e n te n a n g - of B en te in a—eilanden, alwaar de Soloksche
zeeroovers dikwijls vertoeven, en hunne kleine praauwen naar
het strand van P alam b a zenden om drinkwater te halen. Aan
dit strand wordt door eenige ingezetenen van R a ta h a n , P a ssan
en Langowang zout aangemaakt en visch gevangen, en vaak
(1) Het sGhijnt dat de voortgang der L ep r a , door de inlanders k u s ta of
oentoetofnambie(melaatsch, elefantiasis) genoemd, door amputatie van het aangestoken
deel gestuit kan worden. Alihans den opziener van het Lcpra-gesticht te T a n jo n g -
k a s t e lla op T ern a te zijn door een1 Engelsch geneesheer al de vingers zijner
han den afgezet, toen zieh bij hem (opziener), nog een kind zijnde, de lepra aan de
vingertoppen vertoonde. In 1853 was hij ongeveer 40 jaren oud, en hadden zieh sedert
de ondergane amputatie geene lepra-verschijnselen meer bij hem opgedaan.