
van Tanawanko naar T o n—b a r i r i , Makoepa en T a te lie .
De weg er heen is zeer eenzaam, doch zoo belommerd, dat we
van de liitte der zonnestralen geen’ den minsten last hadden.
Van T a te lie ging de togt naar Lawa en M a la ta ijan gedeel-
telijk onder het groene dak der boomen, en gedeeltelijk over
een open terrein, hetwelk ons van tijd tot tijd een vergezigt
gunde over de landstreek en soms ook op de hoog zwellende,
docli toen door geen’ wind beroerde, baren der zee. Weldra
kwamen we te N e g r ie—b a h ro c , en kort. daarop ter hoofdplaats
Mena do aan, van waar uit ik later nog de kleine negorij
P a n ik ie , op ruim 2 uren afstands van Mena do, bezocht.
Op den 25sten kwam in Menado’s baai ten anker de parti-
kuliere stoomboot M ak a sse r, kapitein c hevalier,, waarmede de
nieuw-benoemde resident van Menado, de heer ja n s e n , ter
vervanging van den heer a n d r ie s se n , die naar Banda was
overgeplaatst, arriveerde. Met deze stoomboot vertrok ik naar
T e rn a te , om in het volgende jaar 1854 nog driemaal te
Menado terug te komen, en weder anderes gedeelten der
Menaliassa te bereizen. Lit het dagboek mijner gezameutlijke
togten door de Menahassa teeken ik nn nog eenige bijzonder-
heden aan.
Gelijk ik boven zeide, is Menado gesplitst in 5 afdeelin-
gen. Sedert het einde van 1853 of het begin van 1854
namelijk is B e lan g ook eene a fz o n d e rlijk e afdeeling geworden.
De eerste afdeeling staat regtstreeks onder den
resident. De overigen worden, onder den resident, bestuurd
door een’ opziener of k om m an d an t. Twee dezer opzieners heb
ik reeds genoemd, t. w. de heeren b e n d sn e ijd e r , die in 1853 de
afdeeling T o n -d a n o en B e la n g , en de heer semet, die de
afdeeling Amoerang en Tanawanko had. Met een’ derden
opziener, t. w. den heer rijkeschroeff (1853), die de afdeeling
Kema en L ik o e p a n g bestuurde, maakte ik later eerst kennis.
Onder de opzieners staan verschillende Hoofden, die de dis-
t.rikten en negorijen besturen, en vau wier rangen en titels ik
reeds met een woord gewaagd heb. De distriktshoofden heeten
eigenlijk H o e k om -b e s ä r, doch eenigen onder hen hebben
den titel van Majoor. De oorsprong van dien titel is deze.
Vier jaren na de uitbaTsting van den door dipo- negoro in
1825 verwekten oorlog op J a v a , en dns in 1829, werden
er 2,000 man Alfoersche hnlptroepen van Menado, onder bevel
van den Hoekom—b e sä r vau het distrikt S o n d e r, naar Ja v a
gezonden. Deze H o ek om—b e s a r, nu een tijdelijk militair
opperhoofd, erlangde den rang van Majoor. Na 1830 te
Menado teruggekeerd, behield hij zijn’ militairen tite l, doch
gaf dit aanleiding tot jaloezij bij de H o ek om ’s - b e s ä r , zijne
collegen, als die den Majoorstitel ook gaarne voor zich-zelven
wenschten te bezitten. Toen werd, op voorstel van den toen-
maligen resident van M e n a d o , wijlen den heer pieteiimaat,
doo.r de Begering besloten, dat de verdienstelijkste Hoofden der
distrikten ook den titel van Majoor zouden kunnen erlangen.
Het distinktief ambts- of waardigheids-teeken van den Majoor
en H o e k om s -b e s ä r is een rotting met gouden knop, waarop
het Nederlandsche wapen gestempeld is. De H o ek om -k ed o ew a
is het tweede Hoofd (balk of k a p a la - b a lo k ) ' van het distrikt
(balok), en bestunrt het onder den H o e k om -b e s ä r , of
treedt, bij afwezen of overlijden van den H o ek om—b e s a r, in
zijne plaats op. De H o e k om -to e a (eigenlijk: onde Hoekom)
bestuurt een gedeelte der negorij, e n ' onder hem staan 4
H o e k om s -s a s a k e a n en eenige H o e k om s -m ew e ttin g . De
Ilo e k om -s a s a k e a n (welke benaming afgeleid is van to e -
m a k e : herbergen) zorgt voor het logies, de voeding en de
'transportmiddelen der reizende personen, de stalling hunner
paarden, enz. De H o e k om -m ew e ttin g (m ew e ttin g beteekent
deelen) zorgt voor ,de gelijkmatige verdeeling • der belasting
of h a s s il-g e ld e n , die / 5 per jaar voor ieder huisgezin
bedragen, en voor de verdeeling der werkzaamheden in de
distrikten en negorijen. Beide Hoekom’s (sasakean en
mew e ttin g ) worden ook H o e k om -k itjil (eigenlijk: k le in e
of jo n g e re reg te rs) of K a p a lä -d ja g a (wachthoofden of
hoofden der wacht) genoemd.