
is het niets meer dan een aan alle zijden open loods, waar-
van het dak op 6 of 8 of meer houten stijlen öf pilaren
n i s t , onder welke even zooveel gesnelde menschenhoofden be-
graven zijii, tervvijl de vloer, die uit gespleten en gevlochten
bamboe bestaat, ongeveer 2 a 3 voet hoog boven den grond
verheven is. Onder deze loods vergaderen de Hoofden en de
mannen der negorij, wanneer er eenige belangen te bespreken zijn.
Toen we de Baleo te L a to e binnentraden, zagen we boven
ons tegen het dak 22 bekkeneelen van gesnelde menschen-hoof-
den bij elkander hangen, als zoovele zegeteekenen of tropheen
der dappere (!) Latoesche bevolking. Later zag ik in al de
Baleo’s der Alfoersche negorijen een kleiner of grooter getal
bekkeneelen van menschen onder het dak teil toon gesteld, en
zulks als een ta n d a of teeken dat de negorij—bewoners in het
zoogenaamd u inoeskoppen” of koppensnellen niet ongelukkig ge-
weest waren. Hoe meer doodshoofden men in de raadzaal kan ten
toon stellen, zoo dapperder (brani) is hare bevolking! Ik telde
er eens niet minder dan 90! — Men weet intusschen, dat er
tot het koppensnellen geen eigenlijke moed of bravoure noodig is.
Het is een daad van verraderlijken, lafhartigen en onverhoed-
schen aanval. De Alfoer, die eene beleediging te wreken of
eenige andere reden heeft, posteert zieh, met een vuurroer en
een klewang gewapend, tegen een’ ouden afgeknotten boomstam,
en behängt zieh met bladeren van den pisang-boom of den
klapper— of sago-palm, ten einde zieh onzigtbaar te maken.
Een oude areeng—boom is hem het liefst, omdat hij zieh met den
zwarten buiten-bast (doek) of buitenste schors, die (gelijk boven
reeds gezegd is,) als lappen of lompen of als stukken matwerk
los bij den stam nederhangt, geheel en al en spoedig bedekken
en verbergen kan. Zoo verscholen en onzigtbaar wacht hij geduldig
het oogenblik af, waarop de beleediger, - of ook een
ingezetene der kampong, waarin zijn beleediger woont, - hem
argeloos nadert; en naauwelijks is de ongelukkige hem voorbij,
of hij legt zijn geweer op hem aan, scliiet hem neder, en slaat
hem onmiddellijk daarop het hoofd af, en voert dit in zegepraal
naar zijn dorp, alwaar het in de raadzaal wordt opge-
hangen (1). Bijna gedurig zijn de Alfoersche negorijen met
elkander in onmin, en de geringste beleediging of de allerminste
verongelijking, die een individn ondergaat, kost aan een’ ander
individu, of soms aan meer menschen, veelal onschuldigen, het
leven. Is een kampong door een andere kampong beleedigd,
dan trekken eenige mannen der beleedigde of verongelijkte kampong
stil en ongemerkt tot in de nabijheid der kampong, die
liet leed heeft aangedaan, - en wie er nu ook nit deze laatste
kampong onder hun bereik körnt, hij zij man of vrouw of
kind, wordt onmeedoogend neérgeveld en onthoofd! De inge-
zetenen van ééne en dezelfde negorij wreken zieh ook wel op
elkander over een of ander ongelijk of beleediging, en de beleedigde
zal ook wel in eenige gevallen zijn’ beleediger zoo
mogelijk dooden, maar hierbijy, worden geén koppen gesneld
en als zegeteekenen in de Baléo opgehangen. Alleen het
hoofd van een’ bewoner eener v ijan d ig e kampong of van
een’ v re em d e lin g wordt afgeslagen, en in de Baleo opgehangen.
Doch niet altijd is wraak of vijandschap de oor-
Zaak, waarom een hoofd moet vallen. Volgens berigten toch
is een volwassen Alfoersch jongeling in zijne kampong niet
gezien en kan niet huwen, als hij niet ten minste één hoofd
van vreemdeling of vijand heeft afgeslagen. Zelfs mag hij dan soms
den tjid a k k o niet dragen, en wordt hij nog niet als man,
maar als kind, beschouwd, al zou hij ook 20 of 30 jaren oud
zijn. Natuurlijk kan hij de schände en de minachting der gan-
sche kampong, waarin hij te liuis behoort, niet dragen, en
gaat hij uit in de bosschen en stelt zieh bij een’ of anderen
boom of bij een .. qL ander voetpad in hinderlaag, totdat
een vreemdeling, argeloos en eenzaam zijn’ weg door het bosch
vervolgende, hem ten slagtoffer verstrekt.. Het afgeslagen hoofd
(1) Ik heb mij laten verhalen, dat de koppensneller niet enkel het hoofd , maar
tegelijk met het hoofd ook den regter- of linker-arm atslaat, en dat een geoefend
koppensneller deze daad met zijn zware en seherpsnijdende klewang in eenen enkelen
houw of alag volbrengt.