
lioofden zouden willen afslaan, oni ze onder een nieuw huis te
begraven. Des middags zag ik een5 oud-heidensclien, zeer 011-
schuldigen dans, die niets van de g a v o tte fehl. Eenige mannen
liepen, op de maat van een5 zachtelijk geslagen koperen gong
of bekken (b re n g -b re n g ), in een5 kring rond, en maakten
met het hoofd geregelde en eentoonige bewegingen ter regieren
ter linkerzijde. Dit was alles. Ook zag ik er een zeer on-
schuldig spei. Men bestreek eenige jonge klappers of kokosnoten
met olie om ze glad te maken, en wierp ze dan als ballen weg.
De kunst bestond nu hierin, dat de spelers de rollende klappers
in hunne vaart opvingen. Dit was niterst-moeijelijk, daar de
gladde noten ook aan de vlugste banden geduriglijk ontsnapten.
Telkens meenden de spelers de noot te vatten, en telkens sliptfe
ze weg en verdween onder de lagchende en joelende menigte. De
prijs der overwinning bestond in een5 rooden of gelen zakdoek.
In bet distrikt S o n d e r nam ik mijn5 intrek in de fraaiste
lo d jie (1) der Menahassa , die ik reeds hooger geroemd
heb. Het is een volkomen heerenhnis met rnime galerijen,
eetzaal en fraaije P o n d o p p o (Seboea geheeten), en met vele
ruime kamers, die goed gemeubleerd zijn. In de negorij vond
ik den zendelingleeraar g r a a f l a n d , die hier gevestigd is. Zijn
I n s t i t u u t te r o p le id in g van in la n d s c h e m e e ste rs voor
de M en ah assa bezocht ik met de hoogste belangstelling. Eeeds
had hij enkele leerlingen zoover gebragt, dat ze weldra als
meesters zouden kunnen optreden.
De Majoor van S o n d e r, die mij in zijne lo d jie ontving,
staat als een kundig man bekend. Gelijk de lezer zieh herinnert,
was hij, tijdens den oorlog op J a v a , van 1829 tot 1830
kommandant der 2,000 Alfoersclie hulptroepen. Met regtmatigen
trots draagt hij de gedenkpenning of de médaillé ter gedachtenis
van dien oorlog, waarmede hij versierd is. De negorij S o n d e r,
(1) L o d j i e of lo g e , afgeleid van het Itaiiaarische L o g g i a , of van het Middelee
uwsch-Latijn: L o g ia of L o g ium [het Latijnsche Locus]..
waarin liij woont, ligt in eene diepe vallei, en lieeft hieraan
welligt hare bekende ongezondheid te danken. De regenbuijen
blijven er altijd lang aanhouden , dewijl de wind door het orn-
liggend gebergte belet wordt om ze spoedig weg te drijven.
'Over het algemeen ook is de M enahassa geen gezond land.
Gedurig zijn er algemeene en doodelijke ziekten, — dan eens
onder de menschen, dan weder onder het vee, en dan weder
onder de boomen en vruchten. Na de geduchte aardbeving van
8 Januarij 1845 werden al de kakao-boomen, die in 1826 zijn
aangeplant, door zeker bederf of ziekelijkheid aangetast, even
als zulks op T e rn a te reeds vroeger had plaats gevonden. De
vrnchten werden zwart, wanneer ze tot de helft harer ontwik-
keling en grootte gekomen waren , - groeiden dan niet meer,
en vielen eindelijk verrot op den grond. Het scheen, dat de
ziekte veroorzaakt werd door zekere insekten, die men vroeger
niet had waargenomen. Kostbare aanplantingen gingen geheel
te niet, of stonden kwijnend daar. — In 1851 of 1852 was er
eene algemeene sterfte onder de paarden. Ongeveer 10,000 paar-
den werden door ziekte aangetast en stierven. — In 1854
heerschte alom onder. de menschen de ziekte der m a z e len ,
gepaard met dyssenterie en koortsen. Ouden en jongen werden
er door aangetast. De mazelen waren niet gevaarlijk, maar,
als de patienten bijna van deze ziekte genezen waren, kregen
ze dyssenterie en koortsen, en stierven spoedig. Ik durf het
cijfer niet noemen der vele slagtoffers, die maandelijks ten
grave daalden. Een enkel huisgezin had soms 2 ä 3 dooden
te beweenen. Den ganschen dag door zag men lijken,’ vooral
echter lijken van kinderen, begraven! Er was een algemeene
rouw in het land. Eens kwam ik door eene kleine heidensche
negorij of gehncht van p. m. 15 a 20 woningen, en zag er
alle huizen gesloten. Niemand in het dorp, en niemand in het
veld of in de jo jo - of milo-tninen. Een der Hoofden van
mijn gevolg klopte aan verscheidene hnizen aan, doch kreeg
geen antwoord. Eindelijk kwam er een onde vrouw van achter
een hutje te voorschijn, waarschijnlijk uit nieuwsgierigheid om