
koekjes aangeboden. Men behandelde ons of we oude beken-
den waren, en, zoo liier als later te G a le la , zagen we de
günstige getuigenis bevestig-d, die men te T e ru a te aangaande
de Alfoeren der Oostkust van G ilo lo gegeven had. De be-
volking van T o b e llo en onderhoorige kampongs is inderdaad
uitwendig-beschaafd, goedhartig, vertrouwelijk, gastvrij, bescheiden
en zindelijk. Toen we tegen den avond onder de verzamelde
kinderen eenige lianden vol koperen duiten wierpen, was de
menigte als uitgelaten van vreugde, en deden mannen en vrou-
wen, niet minder dan de kinderen, hun best • om eenige specie
magtig te worden. De vrouwen waren niet sehoon, maar de
koper—kleurige mannen hadden bijna allen een schoon en wel
gebouwd voorkomen. Ze waren lang en rank van statuur, en een
der jongelingen onder hen, ongeveer 17 a 18 jaren ond, zag er
als een N a r c is s u s of A n tin o ü s nit. Aan de armen en beenen
hadden ze vele ringen van ivoor, hooru, been, goud en fijn-
gevlochten en geklenrden rottang. Om den hals hingen lange snoe-
ren van glazen koralen en gitten (m an i-m an i), en enkelen onder
hen hadden de borst en heupen en beenen met allerlei figuren,
fantastische krullen en arabesken getatoueerd. De buikgordel
was uit coquetterie sterk ingehaald of aangetrokken, zoodat
ze allen eene zoogenaamde fin e t a i l l e hadden. Aan de voor-
zijde van dien gordel was de, veelal van zacht-geklopte boom-
schors gemaakte, tjid a k o vastgehecht, die tusschen de beenen
doorging en van achteren weder in den gordel was ingestoken.
Op onze wandeling bezochten we ook onzen gewonden roeijer,
dien we hier in een der huizen ter verpleging bezorgd hadden.
Men verhaalde ons n u , ‘ dat de moordenaar, die den vorigen
avond over boord was gesprongen, den wal bereikt had,
doch zieh toen om het leven gebragt liad. Eene der vrouwen
uit een naburig gehucht had des morgens zijn lijk onder een’
klapperboom gevonden. Het lijk was naakt, en het hoofd stak
tot aan de schouders in den grond. Waarschijnlijk (dacht men)
had de man, om gemakkelijker te zwemmen, zieh al zwemmende
van zijne kleederen ontdaan, doch, den wal bereikt hebbende
en voor vervolgiug en straf bevreesd, een’ klapperboom
beklommen en zieh daaruit nedergeworpen, om alzoo een einde
aan zijn leven te maken! Het lijk was door onze roeijers
dadelijk voor dat van den amok-maker herkend.
Des avonds ten 5 uren had er eene gewigtige plegtigheid
plaats. De resident van T e rn a te had namelijk in den loop van
den dag de Hoofden van T o b e llo bewogen om van nu voortaan
van den zeeroof afstand te doen, en zieh hiertoe bij eede te
verbinden. De aflegging van dien eed zou nu geschieden, en
de duurste en in de oogen der Alfoeren van deze kust heiligste
en onschendbaarste eed zou gezworen worden. In de hoofddeur
van het liuis werd een bak met water geplaatst, waarin een
geweerkogel lag, en aan beide zijden van de deur stelden zieh
twee mannen, die twee uitgetrokken sabels in de opening der
deur over elkander kruisten. De resident hield een körte rede,
en sprak een soort van formulier u it, waarop de zeeroof plegtig
werd afgezworen. Onmiddellijk gingen de Hoofden ¿en voor een
door de deur en onder de gekruiste zwaarden heen, en namen
met de hand een teug waters uit den bak in den mond. De
zinnebeeidige beteekenis hiervan was deze: //Als we dezen eed
s e h e n d e n , mögen we of door h e t zw a a rd , of door een
k o g e l, of door h e t w a te r omkomen.” Ten aanschouwe der
geheele in en buiten het huis voor deuren en ramen staande
menigte werd die eed gezworen, en de akte of het proces-verbaal
dezer plegtige handeling door den resident en de Hoofden, zoo
mede door de beeren v a n d e n ham en d ie u d o n n e en mij onder-
teekend. Dewijl de Hoofden niet schrijven konden, plaatsten ze
een teeken of merk (tjap) onder het manuscript. Een duplikaat of
autentiek afschrift van dit stuk werd aan het opperhoofd van
Tobello in bewaring overgegeven tot den altoosdurend aan-
denken aan hetgeen beloofd en bezworen was. . . Helaas!
eenige maanden, misschien een jaar, later maakten de Tobellorezen
zieh weder aan zeeroof schuldig. Hunne praauwen werden
door een der oorlogs-stoomschepen nagezet en tot m hunne
wijkplaatsen vervolgd en vermeid, en hunne hoofdplaats L ib a tto