
de drie of vier maanden wordt er dan ook een schip van Jav a
door den rijstleverancier afgezonden, en deze moet zorgen, dat
er voor z es maanden rijst in voorraad in het pakhuis is.
De consumtie van rijst te B an d a voor bannelingen, slaven
en garnizoen bedraagt jaarlijks 1,700,000 ponden, en te Am-
boina 700,000 ponden.
De karakterschets, vvaarmede het artikel op bladz. 74 ein-
digt, is zeker niet voordeelig. Ik kan er evenwel, helaas!
weinig op afdingen.” ‘
Tot dusverre de Heer p o e tm a n .
Omtrent de verder onder Banda behoorende eilanden, die
ik boven opnoemde, verwijs ik den lezer naar hetgeen daarvan
door de heeren b l e e k e e in zijn genoemd Werk, en bosschee
in het Tijdschrift van het Bataviaseh Genootschap is medege-
deeld. Van de Zuidwester- en de oostwaarts gelegen A ro e -
eilanden zal ik later nog gelegenheid hebben te spreken. Wat
ik er op Ban d a van vernam, is zeer weinig en komt slechts
op het volgende neder. De meuschen van Aroe zijn grooten-
deels Alfoeren, gedeeltelijk Muhamedanen, en voor een klein
gedeelte Christenen. Yan deze laatsten wonen er onder anderen
eenigen te W o k am , alwaar nog een groot steenen fort is. Bij
de kusten zijn verscheidene parelbanken, en bij de . klippige
stranden, vooral bij de negorij D o b o , wordt veel tripang ge-
vangen. In vroeger tijden stonden die eilanden onder meer
direkt Nederlandsch bestunr, en zulks tot aan 1817, toen de
bezettingen aldaar zijn ingetrokken, enz.
Ik vat nu mijn reisverhaal weder op, waar ik het bij mijne
komst te K em a , op den 5 April 1854 (zie bladz. 295) had
afgebroken. Daar de E tn a door de Begering ter dispositie ge-
steld was van den Resident van Menado, den Heer jansen,
ten einde, ingevolge zijnen wensch, de onder Menado behoorende
eilanden van S a n g ie r en T a la u , zoomede de B o g t
van T om in i te inspekteren, zoo werden er te Kema steen-
kolen en drinkwater ingenomen, en stoomden we op den
13 April door S tr a a t-L em b e (gelijk op bl. 64 reeds gezegd
is,) naar de reede van Menado, alwaar we in den middag aan-
kwamen. Verlangend als ik was om de gemeenten en scholen op
genoemde eilanden en te G o ro n ta lo in de Bogt van T om in i
te bezoeken (zie bl.. 66), en van den Kommandant der E tn a
derwaarts passage verzocht en bekomen hebbende, deed ik te
Menado de noodige provisien voor de reis aan boord bezorgen,
en bragt een gedeelte van den dag bij den heer Resident
ja n s e n door. A an zijn vriendelijk aanbod, het-welk hij met
zijne gewone gulheid deed, om ten zijnent te vernachten, maakte
ik geen gebruik, omdat ik mij, ten gevolge der te Kema
doorgestane koortsen (bl. 64) nog zeer verzwakt gevoelde en
dus maar liever aan boord bleef, en ook omdat we toch den
volgenden morgen zeer vroegtijdig zouden afreizen. Des anderen
daags kwam de Heer ja n s e n , door de ambtenaren en notabelen
der hoofdplaats uitgeleid, ten 6 uren aan boord, en werd
onmiddellijk het anker geligt. Met fraai weder en stille zee
stoomden we de baai u it, en werd noord-oostelijk koers gezet,
naar de S a n g ie r - en Talau-eilanden.
SANGIER, TALAU, GORONTALO, TOMINI.
De Sangier- en Talau-eilanden zijn op slechts 15 tot 20 ä 25
mijlen afstands van Menado gelegen, zoodat we reeds eenige
uren later de vulkanische piek van Siauw of Siao op het
eiland van dien naam in het oog kregen, benevens den vul-
kaan van Roean-, en verder den hoogsten berg der S a n g ie r-
eilanden, namelijk den A s c h b e rg , B ab o ed o e -A woe of
G o en o n g -A b o e (ook Abo of Awoe geschreven), die zijn
rookende, 7000 a 8000 voeten hooge, kruin in het noord-
westen van het eiland G ro o t-S a n g ie r verheft, en eindelijk
ook den met zwaar geboomte begroeidcn B eg an g b a ra op
Siauw. Toen we ons de vreeselijke uitwerkingen, in 1711
21*