
scliolen zoodanige grootere en kleinere bordjcs en plankjes als
scliilderijen in de schoolzalen prijken. Ziet men ze soms niet of
schaars, dan schrijft de Goeroe zeker geen zeer fraaije hand.
Doch in den regel hebben alle inboorlingen van Nederlands
Indie eene bijzondere geschiktheid om buitengemeen-fraai te
schrijven, en de oorzaäk hiervan wil men zoeken in de lenigheid en
slaplieid der gewricbten, spieren en pezen hunner handen en vingers.
De weg van L e a h a ri naar Erna is een hoogst-merkwaar-
dige en tevens op sommige punten een gevaarlijke weg. Eerst
loopt hij een weinig längs bet läge strand der zee, doch weldra
klimt hij steil tegen de al hooger en hooger rijzende rotsige
Noordoost—kust of het klippig voorgebergte op, en daalt dan
weder snel en plotseling in kloof of ravijn duizelend af, om op
een volgende kaap weder kronkelend en slingerend boven te
komen. Op sommige plaatsen loopt hij aan den zeekant längs
de buitenzijde der hooge en als opeengestapelde rotsen, waarin
hij slechts ongeveer 4 voet breed is uitgekapt, zigzags-gewijze om,
en blikt men huiverend in den soms 6 a 7 vademen diepen
afgrond neder, waarboven de stoute en ervaren koelie’s vlug
en onbeschroomd met den draagstoel voortschrijden, zonder zieh
door den angst van den reiziger te laten vervaren. Hun gang
is zoo vast en zoo zeker als de gang der berg-Alfoeren op
C e ram, waarvan ik reeds zeide dat ze, even als de gems of
klipgeit in Z w its e rla n d , berg op- en afwaarts klimmen. Doch
op een-, punt is het rotspad tusschen L e a h a r i en Erna zoo
huivering—wekkend, dat de reiziger wel wat moed noodig heeft,
om bij den aanblik van het dreigend plekje niet te zeer te
ontstellen. Tot op ongeveer 100 ä 120 voeten boven de zee
verheffen zieh' twee ontzaggelijke rotsen digt naast elkander,
doch zoo, dat er eenige afstand of mimte tusschen beiden over-
blijft. Deze ruimte bedraagt op het punt, waar de weg om en
over de beide rotsen loojrt, ongeveer 4 h 5 voeten, terwijl ze
zieh naar beneden toe tot 12 a 15 voeten verbreedt, doch naar
boven toe, of boven de lijn van den weg, spoedig zoo zeer afneemt,
dat beide rotskruinen elkander bijna rakeu. Deze
steengevaarten nu zijn,, ter hoogte van ongeveer 80 voeten
boven de zee en aan de zijde van het strand, door een dikke
en breede plank verbonden, welke aan beide uiteinden zooveel
mogelijk in de rotsen bevestigd i s , en aan de buitenzijde of naar
den zeekant een kunsteloos hekwerk heeft van een paar dünne
boomstammen, - terwijl aan de binnenzijde der plank (of ter
regterhand van den reiziger, die van L d ah a ri naar Erna gaat,)
geen balustrade noodig is, omdat de tusschenruimte tusschen de
beide rotsen hier weinig beteekent. Beneden deze plank brult de
zee in de rotskloof en breekt er met dof gedreun op de steen-
massa’s, die ze in de kloof ontmoet. Spoedig kregen we de
hoogzwevende plank,--- die er als een andere D u iv e lsb ru g
uitziet en die we noodwendig passeren moesten om te Erna te
komen - uit de verte in het oog. De Badja van Erna wees
ze ons, en vermaande ons lagchende tot bedaardheid en gerust-
heid. u We moeten maar stil in den draagstoel blijven (zeide hij)
en niet uitstappen. We zullen er dan v eilig overkomen, en beter
dan wanneer we te voet gingen. We mogten eens duizelig
worden en het läge hekwerk is niet zeer sterk!” Eindelijk
naderden we de lucht-plank, - de koelie’s drongen zieh zeer
digt tegen elkander, - praatten, schreeuwden of zongen niet, -
maar waren toch ook geheel onbekommerd. Weldra dreunde de
plank onder hunne voeten, - we blikten in den schuimenden
afgrond neder, en - de vreeselijke passage was volbragt! . , . .
Nog eenige moeijelijke en scliijnbaar ook gevaarlijke passages
volgden, - en des middags ten twee uren hadden we de 8 palen,
die Erna van B o e to n g , of de 7 palen, die Erna van L e a h a ri,
scheidt, gelukkig afgelegd.
De groote negorij Erna, alwaar we bij den Badja onzen
intrek namen, is een waar arendsnest. Ze ligt op een hoog
en hakkelig voorgebergte, aan de oostkust van het schier-
eiland L e ijtim o r , en prijkt met eene groote steenen kerk,
een groot bamboezen schoollokaal, eenige steenen huizen, waar-
onder het Begentshuis, en eene menigte woningen van planken