
bergachtig gedeelte des ¡eilauds. Daar zijn de twee bergen ter
hoogte van 200 tot 250 voeten, die men K o ta -p a ram p o ew a n
(vrouwen-siad) en B a to e -d o ew a (Iwee sleenen) noemt. Er
zijn pisang- en groenle-tuinen op aangelegd. We zijn er ecnige
oogenblikken boven geweest. ile t gczigt biedt weinig belang -
wekkends eil niets verrassends aan. We zagen eene onstuimige
zee, eu vernamen liet geklots der golven tegen bet achterstrand,
terwijl het boomrijk gebergte van Banda —L o n tlio ir vóór ons
lag en aan de liukerzijde de G o en o n g—api zieh verhief inet
zijnen altijd dikken rookdamp.
Later op P o e lo e -A i terugkomende, heb ik een voetreisje
om het eiland heen afgelegd, en daartoe p.m. vier uren noodig
gehad. Het is bij zoodanige ondernemiug goed om dikke zolen
onder de schoenen te hebben, want het is juist geen kolfbaan,
waarover men loopt. Een paar uren. lang rotsplaat, terwijl de
stralen der zon op u branden, eu de kale rotswanden hare
wärmte op u terugkaatsen, moet men zieh getroosten, wil men
het eiland aan de buitenzijden beschouwen. Majestueus verheilen
zieh die rotsen in de hoogte en dreigend staren zij u
aan. Men wees mij eene plaats, die den naam draagt van
l o b a n g - o r a n g -m a t t i -m a t t i of doo d en h o l. Het was eene
wijde rotsspieet. De vledermuizen nestelen er zieh bij menigte.
Er in opklimmende, vond ik er een paar mensebenbeenderen,
van welke ik er één als curiositeit medenam. Iioe zij daar
komen, ligt in het duister.
Waterputten zijn er op het gansche eiland ui et Men heeft
er menigmalen naar gegraven. Maar de grond leverde niets dan
brak water op. Bij ieder perk zijn daarom regenbakken gegraven,
die misschien 30 voet in. den grond gemetseld worden.
In den regentijd wordt het water van de daken längs goten,
uit den bast van den klapperboom vervaardigd, daarin afgeleid.
Bij langdurige droogte gebeurt het wel, dat die bakken ledig
vallen, en dan moet men het ivater van N e ir a halen, waartoe'
intusschen de bnrgers in de drooge moesson altijd verpligt zijn,
willen zij niet van den dorst versmachten. Meu wil, dat er
onder de Keinezen zijn, die plaatsen zouden weten aan te
wijzen, waar de grond zoet en drinkbaar water doet opvvellen.
Maar als afstammelingen van de vroegere bewoners dezer eilan-
den, en uit spijt over de verdrijving hunner voorouders open-
baren zij ze niet. Ik weet niet wat er van waar is. Dit is
zeker, dat de K einezen nog zeer jaloersch zijn op ons bezit
van hun wettig eigendom. Een hunner verhaalde mij, dat de
oorkonden van Banda nog getrouw bewaard bleven in hunne
geslachten, en beloofde mij een volgend jaar er een afschrift
van te zullen medebrengen.
Hetzelfde watergebrek bestaat op P o e lo e -Itu n . Doch de
weinige Timorezen, die er wonen, lesschen hunnen dorst met
zoete sagowmer of palmunjn. Er is eene put nabij het strand
gegraven, doch die niets dan onsmakelijk brak w'ater opgeeft,
ofsoboon wel iets beter dan te Ai. Op dit eiland (Run) bragt
ik eenen ganschen dag door. Slechts een klein brokske aan
het strand wordt bewoond door een dertigtal Timorezen, die
sedeit 1830 de vergunning hebben om zieh daar tijdelijk te
vestigen. Ze worden eigenlijk gerekend tot de bevolking van
N e ira , en mögen er niet verblijven zonder Pas, die om de
zes xnaanden, - of langer of korter, 4% moet vemiettwd worden.
Ze planten d jag o n g , hun voornaamste voedsel, en, wat ze
verder tot hun onderhoud behoeven, verschaffen ze zieh uit
den verkoop van varkens, die zij bij' menigte aankweekeu.
Sommigen gaan ook ter vischvangst uit. Ik ontmoette er drie
Christenvrouwen, die met Timorezen leven. De kinderen uit
deze onwettige verbindtenissen worden gedoopt. Nog 't r o f ik
er eenen ouden Ambonesclien Christen aan. Sedert 18 jaren
woonde liij daar in het gebergte. Ik heb alles beproefd om
hem over te halen, om zijn kluizenaarsleven te verlaten. Maar
ik vermögt niets op zijne voorliefde voor de eenzaamheid. Bij
het beklimmen van het gebergte verdwaalden we bij zijne
hut, die uit bamboe opgeslagen en een zoo ellendig aanzien
h ad , dat er geene menschen-woning in te herkennen was.
Noteuboomen zijn er op het eiland niet, en de civiele Gezag