
en eindolooze rijen en op geregelde afstanden van elkander 'standen.
De zwarte humus of tuinaarde, die Banda’s vulkanischen
bodem bedekt, was op enkele plaatsen, — hoezeer de tuinen
altoos scboongehouden en zindelijk aangeveegd worden , - met
afgevalleri' bladeren als inet stukken of strooken van geel tapijt
bedekt, terwijl een aantal kanarie-pitteu op den grond verspreid
lag , eil honderden van walor’s of Notenkrakers, die gepas-
sioneerde liefhebbers der kanarie-pitten, boven ons rondvlogen.
De sierlijke muskaatboomen liefen tusschen donkergroene bladeren
hunne aromatische vruchten zien. De jongste vruchten,
even doukergroen als de bladeren gekleurd, hadden den lang-
werpig-ronden of ovalen vorm en grootte van mnsschen- of
zwaluw-eijeren; de verder-ontwikkelde, iets lichter-groen van
kleur, hadden bijna de grootte van duiven-eijefen of Japansche
hoender—eijeren, - terwijl de nog meer-ontwikkelde op perziken
geleken en aan het uiteinde begonnen te barsten, - en - eindelijk
de rijpe en plukbare vruchten , in twee gelijke helften als twee
lippen ter halvenvege opengebarsten e.n van elkander gespleten,
tusschen het blanke vleesch bare glinsterend-bruine kernen of
noten, met purperroode foelie als met weefsels van franje om-
woeld, teu toon spreidden. In dezen laatsten en verstgevorder-
den toestand is de notenmuskaat-vrucht de schoonste aller
vruchten , en kau ze met geen andere vergeleken worden. Men
zou bijna meenen, dat men een’ S a rd iu s of Sa rd o n v x zag,
met sierlijk-bewerkt gond omweven, en gevat of besloten i n ‘een’
half-geopenden etui van sneeuwwit satijn ! Enkele dezer rijpe
vruchten, door den wind afgewaaid, of alleen hare kernen öf
noten en stukjes der reeds eenigzins gedroogde en dus geel-
geworden foelie, lagen hier en daar, doch spaarzaam, op den
grond, en werden door in de tuinen verspreide perkhoorigen
en kinderen zorgvuldig opgezocht.
Tusschen de duizenden van notenbooineii stonden almede op
geregelde afstanden, doch verder van elkander, de hemel —
hooge kanarie-boomen, die de notenboomen tegen de feile
zonnehitte en de hevige Bandasche stormen beschütten. Ze
welfden boven onze hoofden een lommerrijk dak van takken en
bladeren , en wel zoo digt, dat het reeds avond scheen in den
tu in , terwijl de zou daarboveu nog in vollen middagglans aan
den hemel stand. Ten gevolge dezer digte. en doukere schadu-
wen was de dampkring in den tuin zoo koel, dat de wande-
liug, hoe lang ze ook duurde, ons niet vermoeide, en niemand
onzer zieh het voorhoofd beboefde af te wissclien. Doch toen
we weder buiten de tuinen gekomeu eu de 313 trappen waren
afgeklommen, gudsteu ons de zweetdruppelen van het aangezigt.
Trouwens de temperatuur te B a n d a , en vooral aan den zee-
kant, is, zeer, heet, en men beweert hierom ook, dat de Bandaeilanden
ongezond ziju, dock meenende dit niet enkel te
moeten toeschrijven aan de bitte der stranden, maar ook aan de
feile stormen , die in de beide kenteringeu der oost- en westinoesson
waaijen, aan de vocbtiglieid van den dampkring, en
aan de zwaveldampen van den G o e n o n g - a p i, waarmede de
lucht vaak bezwangerd is. Meermalen hoort men dan ook klagen
over bet W ;ouge zo n d e B a n d a ,” eu teveus over het sleclite
drinkwater, of wel (zoo als op N e ir a , P o e lo e -A i en G o en o n g -
api) over het totaal gebrek aan zoet water. In vroeger jaren
altkans moet Banda waarlijk ongezond geweest zijn; maar men
had toen ook de zonderliuge gewoonte, om de lijken in de
woouhuizeu en zelfs in de slaapkamers te begraven!
Op den 25stC11 November vertrok ik met de sloep van den
hayenmeester naar P o e lo e -A i, welk eiland 2 mijlen van N e ir a
verwijderd ligfc en als het schoonste der B a u d a -g ro e p geroemd
wordt. De bevolking telt er 530 zielen, deels Christenen, deels
Muhamedancu, eji deels Heidenen of Alfoeren van T o b e llo ,
G a le la en Timor. Het weder was schoon en de zee zeer
kalin, zoodat er geen gevaar bestand om den verren oversteek
met zulk een klein vaartuig te doen. Weldra was ik het
Z o n n e -g a t voorbij en bevond mij in het L o n th o i r - g a t ,
en dus digt in de nabijheid van den G o e n o n g -a p i. Nu had
ik den vollen blik op den dikken en oubehagelijk-gevormden