
sehen naam van th eo b rom a (godenbrood of godenspijs) draagt,
is ovaal of langwerpig-rond van vorm, spits of puntig aan het
uiteinde, en donker-rood van kleur. Gemeenlijk bevat elke vrucht
25 pitten. Yan de fijn-gestooten pitten wordt de chocolade
bereid. De boom heeffc een" stam van p. m. 4 a, 5 voet
hoogte, en spreidt zijne, met ovale en donkergroene bladeren
digt behängen, takken ongeveer 2 eilen rondom zieh uit. Op
Menado worden de kakao-boomen door eenige partikulieren in
groote en geregelde tuinen op p. m. 10 voet afstands van elkander
in rijen aangeplant. Yolgens berigten, heeft de jeugdige
plant veel van insekten en wormen te lijden, en wel tot dat
ze den ouderdom van ongeveer 4 a 5 jaren bereikt beeft en
begint vruchten te dragen. Ook moet de boom, als bij Quder
wordt, op Menado en T e rn a te , doch niet op Am b o in a ,
veel met ziekte en kwijning te worstelen hebben. Naar ik
vernam, levert elke boom gemiddeld 5 a 6 ponden kakao
op, en kan men het gansche produkt der Menadosche kakao-
tuiuen jaarlijks gemiddeld op 1500 pikols stellen. Gewoonlijk
zijn bet vaartuigen van M a n illa , die dezen voorraad komen
atbalen, en of naar derwaarts, of regelregt naar Spanje over-
voeren. Waarschijnlijk is de kakao-boom, die, naar men weet,
in Mexico ’t huis behoort, omstreeks het jaar 1560 of 1570
door de Spanjaarden van M a n illa naar Menado overgebragt.
De negorij T om o h o n , alw.aar de zendelingleeraar wilken
gevestigd is, ligt 2,484 voeten boven de oppervlakte der zee,
en het klimaat is er, vooral tegen den avond en des nachts, bij-
zouder-koel. De Majoor van T om o h o n , die inij te L o tta
reeds was te gemoet gereden, ontving mij gastvrij in zijne
goede planken-woning, en verhaalde mij een en ander van de
befaamde fo s so ’s of Alfoersche feesten, en van de voormalige
Alfoersche priesters en priesteressen, w a lia n ’s en to n ä a ’s ge-
noemd, waarvan ik later gewagen zal. De plaats is bevolkt
met 830 huisgezinnen, die d ap o e r’s (eigenlijk haardsteden)
genoemd worden, en welker woningen zieh grootendeels längs twee
breede en lange straten of wegen uitstrekken. Links van den ingang
der negorij heeft men een groote badplaats aangelegd. Het
water vloeit er uit een' steilen rotsaclitigen bergwand, waarin men,
naar de gewoonte van alle bergvolken, op verschillende. plaat-
sen stnkken gespleten bamboe gestoken heeft, die het water
als in eene goot (p an tjo ran ) opvangen en in een’ dikken straal
uitstorten. Hit dezen bergwand komt op ongeveer 12 ä 15
voeten van elkander warm en koud water voort.
De huizen der Alfoeren zijn meestal van planken, en staan
op palen p. m. 6 voeten hoog boven den grond. Yan den
Majoor vernam ik, dat er in vroeger jaren gewoonlijk vele,
soms wel 8 ä 1 0 , dapoer’s of huisgezinnen in een huis bij
elkander woonden, doch dat dit in vele opzigten verkeerd ge-
bruik thans nog maar in zeer enkele Ileidensche negorijen is
bewaard gebleven. In de onde en groote, 2,207 voeten
boog gelegen, negorij K ak a s, die ik later bezocht, zijn de
meeste huizen nog in den oorspronkelijken Alfoerschen tränt
gebouwd. Het ameublement bestaat uit een zitbank van bamboe
of b a le -b a ld , hier ddgo-ddgo genoemd, en eenige potten,
pannen en gevlocbten mandjes en korfjes. Gemeenlijk ziet men
onder de woningen eene menigte varkens, die door de Alfoeren
gaarne gegeten worden, ofschoon de zielen der afgestorvenen
naar hunne meening in varkens verhuizen. In de nabijhei
der negorijen, en ook bij de buisjes, staan aanplantmgen
v a n jo jo of m ilo (djagong op J a v a genoemd,) of turksche
tarwe, en een groot getal rozenstruiken bloeit in de hagen of
paggers längs de wegen en paden. Vaak ziet men, zoo als b. v.
te Tondano en elders, gansche paggers van enkel persische-,
maand- en provence-rozen. Sagoweer- of areengboomen en Sagopalmen
komen liier en daar voor, doch worden weinig aangeplant.
' De Alfoeren zijn een zeer goedhaxtig volk, opgeruimd van
aard, gewillig, volgzaam en beleefd. Zoowel de, mannen als
de vrouwen,, die we op den weg tegenkwamen, wenschten ons in
het Maleiscb een „ ta b d - to e a n ” (gegroet, mijnheer) toe. Man