
maar oiferschalen of vuurtesten van halve klapper-doppen (batok-
klappa) of ascli van gebrand reukwerk, of overblijfselen van
rietjes, stokjes of sprietjes met genrige en welriekende stof be-
streken, of eenig ander bewijsvau godsdienstige vereering zag
ik er in de nabijheid niet, en de kluizenaar of Santon, die
bier misschien begraven lig t, schijnt wel niet vergeten, maar
toch niet als een heilige gevenereerd te worden of de eer van
wijrook en offerande te genieten. Een bij het graf gelegen
steen is niet door den beitel versierd, of door de natuur of
het toeval bijzonder gekenmerkt, zoo als b. v. de zonderling-
gevormde steen in de rivier T jis e d a n i, bij de kampong
Ro em p in g in B u ite n z o rg , die volgens de legende het v e rs
te e n d e lig c h a am van een" mensch zijn moet. De steen te
T a l an is een gewone steen, die misschien eenvoudiglijk de
plaats van het graf moet aanwijzen, of wel däiir reeds van
oudsher gelegen heeft lang voor de begrafenis van den heilige.
Een kleine Talausche knaap van ongeveer 13 a 14 jaren oud,
dien ik aan het strand ontmoette, sprak mij in het Engelsch
aan. Verbeeld u, lezer! mijne verbazing, toen ik door eenen
Talauer tot mij hoorde zeggen: „ Good m o rn in g , S ir!
Do you w an t for som e th in g , S ir ? ” Op mijn’ uitroep:
„D o you speak E n g lis h ? ” antwoordde hij, - terwijl hij
een pitje of zaadje k a rd am o n (1) kaauwde — : u Yes, Sir!
a l i t t l e , S ir! my f a th e r a w a h le r, S ir ! ” Ik nam hem
naauwkeurig op, en bemerkte dat hij veel blanker van vel
(1) De zaadkorrels (leest men) van het k a rd am o n (poewar of k a p o e la g a )
hebben een’ onregelmatig-hoekigen vorm, eene bruin-gele kleur, cen specerij-
achtigen scherpen smaak, en dienen tot zuivering van den mond of den adem.
Ze liggen in eene driehoekige peul van twee vingers lengte besloten,. De plant, die
op C e y lo n en de tust van M a la b a a r te huis behoort, komt ook op Ja v a
en S um a t r a onder den naam van p o ew a r dikwijls voor, doch de soort der
zoogenaamde »lange” k a r d am o n is alleen een produkt van N. O. Indië. De
breede bladeren der k a rd am o n -p lan t worden vaak ook tot dakrièt (a ta p -p o èw a r )
voor inlandsche huisjes gebezigd, even als de a t a p - en n i p a-bladeren. In de
Nederlands-Indische bezittingen wordt het kardamon-zaad vaak door de inlandsche
schoonen in den mond genomen, ten einde een’ frisschen en welriekenden adem te
hebben. In Azië wordt dit zaad tot s o r b e t getrokken of ook met b é t e l gekaauwd.
was, dan de overige Talauers, en spoedig kwam ik ook tot de
overtuiging, dat hij wel waarlijk een’ Amerikaanschen wahler
tot vader en eene Talausche tot moeder moest hebben. Wie
weet (dacht ik) hoeveel afstammelingen van Amerilcanen er op
de Talau-eilanden en elders in den Molukschen Archipel als
inlanders in de kampongs leven, onbewust dat ze blanken tot
vaders hebben of eenmaal tot vaders gehad hebben! De knaap
wees mij vervolgens den k ram a t of het heilige graf, dat ik
daar even noemde, en vergezelde mij verder naar het einde der
negorij, daar waar ze bijkans aan de negorij Daloeng aansluit.
Aan de grens of scheiding der beide kampongs zag ik ver-
hakkingen en zwaar en scherp—gepunt paalwerk en andere
versterkingen, welke nog in den eigen morgen onzer komst
aan de wederzijdsGhe bevolkingen dezer dorpen of tot aanval
b i' tot verdediging tegen elkander gediend hadden. Op het
oogenblik, dat ik bij deze borstweringen of barricades stond,
waren ze onbewaakt- en verlaten, dewijl kort te voren de
vrede. tussehen de krijgvoerende Radja’s aan boord der E tu a
gesloten was*
Ebu weinig later bragten we ook. een bezoek aan den üadja
van D a lo e n g , wiens huis weinig of niet van dat van den
anderen Radja versehilde, gelijk zijne negorij ook grootelijks
met die van Salibaboe overeenkomt, met deze uitzondering
echter dat de- huizen van laatstgemelde negorij een weinig dieper
landwaarts-in staan, terwijl die van D a lo en g bijkans allen
digt aan het strand gebouwd zijn.
Des middags ten 5 nren waren de gezamentlijke Radja’s weder
aan boord van - de E tn a en had tussehen de Vorsten en
mij het mondgesprek of onderhoud plaats, waarbij de heer ja n s e n
tegenwoordig was, en de K a p ite in—la u t van T a b o e k a n , een
Sangiersch Christen, mijne Maleische woorden in de Sangiersche
of Talausche taal overbragt, terwijl hij mij de antwoorden der
Vorsten in het Maleisch der Molukkos vertolkte. Ik hield
een körte toespraak, waarin ik den diep-gezonken godsdienstigen