
bekeerd waren. In haar midden waren 122 iulandsche scholen
gesticht, die in 12 Gouvernements-scholen, 22 Negorij-scholen
en 88 Genootsehaps-scholen verdeeld zijn. De beide eerste
staan onder het dadelijk toezigt van het Gouvernement; en
de laatste onder toezigt der Nederlandsche zendeling-leeraren,
die sedert 1831 in de M en a h a s sa arbeiden en aan de zoo-
genaamde Genootsehaps-scholen het aanzijn gegeven hebben,
Het gezamentlijk getal leerlingen op deze scholen bedroeg
in 1853, volgens den d a fta r of de schoolrol, 10,754.
Het onderwijs wordt in het Moluksch of Hoog-Maleisch gegeven
, en bepaalt zieh tot het leeren lezen en schrijven, en tot
het rekenen in de 4 hoofdregelen en soms ook tot en met den
Regel van drieen. Voor de oefeningen in het schrijven worden
in vele scholen de bladeren van den Pisang-boom gebezigd,
die op den rüg beschreven worden, of ook plankjes van k a jo e -
te lö r (eijer-hout), hetwelk zeer zacht is. Tot schrijfpennen
bezigt men soms de slagvederen van ganzen, maar meestal van jaar-
vogels, en de inkt wordt bereid uit roet enhet sap van dawn-
b o e ro n g of vogelblad. T)e schrijfplankjes worden gemakkelijk
glad gemaakt, en het schrift wordt door de leerlingen na de
les even gemakkelijk weder uitgewreven, waartoe ze dawn-
p a la s of d aw n -am p la s , of de ruwe en scherpe bladeren van
den amplas-heester (ficus ampelas), dikwijls ook eenvoudig
„ wrijfbladeren” (d aw n -g o sso k ) genoemd, bezigen. (1) De
oefeningen in het rekenen geschieden vaak in het drooge zand
van het onbevloerd schoollokaal. De leerlingen schrijven dan
de cijfers met den wijsvinger, en hebben hierin door de
gewoonte groote vlugheid en vaardigheid verkregen. De school-
gezangen worden gewoonlijk door dwarsflniten van bamboeriet
begeleid, en de leerlingen der hoogere schoolklassen zijn in het
bespelen dier fluiten (soelie) vaak zeer bedreven. De fluiten
(1) Op A m b o in a bezigt men op de scholen veelal een andere houtsoort tot
schrijfplankjes, namelijk k a j o e - t i t i e of k a j o e - p o e l e , hetwelk zoo glad en
zacht is als zijde.
zijn meestal van dikker of dünner riet vervaardigd, en brengen
dus verschillende hoogere of zwaardere toonen voort, zoodat de
fluitisten door hnn melodisch en harmonisch spei het gehoor
liefelijk streelen.
De pogingen der zendelingleeraren om de heidenen vau het
met 2,550 zielen bevolkte distrikt B a n tik te bekeeren, zijn
bijna geheel vruchteloos gebleven. Volgens het zeggen der Ban-
tikkers stammen ze af van een oud en doorluchtig geslacht van
B o lan g - i t a m , waaraan de negorij B a n tik hare stichting zon
verschnldigd zijn. Volgens een andere traditie echter zijn ze van
Chi n&clien oorsprong, en weleer op een gedeelte van een door
eene hevige aard- en zee-beving verschenrd en uiteengerukt
eiland te Menado aangedreven. Wanneer dit geschied zij en
waar dit eiland lag, - is onbekend. In vroeger jaren waren
ze bondgenooten van den koning van het Rijk B o la n g—Mo-
gon d o , hetwelk ten westen aan B in ta o e n a en ten oosten aan
de Menahassa grenst, en toen met de confederatie der 7 overige
Alfoersche stammen der Menahassa in oorlog was. — Bij mijn
bezoek in de hoofdnegorij B an tik zag ik kloeke en sterk-
gebouwde mannen, en bespeurde ligtelijk dathet volk van Bantik
zieh door kleeding, zeden, gebrniken enz. vanzijne naburen
in het binnenland, de Alfoeren, onderscheidt. De Bantikkers,
waaronder slechts 2 Ghristenen zijn, verkiezen aan het zeestrand
te wonen, zien met verachting op de Alfoeren neder, en wen-
schen hnn distrikt, dat 9 dorpen telt (waarvan Boeha een
der grootsten is,) en bij de hoofdplaats Menado ligt, niet te
verlaten. Ze leven vooral van de vischvangst, even als de
B ad jo re z en , die in 2 negorijen bij de kotta—Menado aan
de kust gevestigd zijn,
Ik ga nu den lezer verzoeken, om mij op rnijne reis door
de Menahassa te volgen, zullende ik bij mijne aanteekenin-
gen op deze en op eenige verdere reizen door den Molukschen
Archipel ook raadplegen, wat ter zake door de heeren
3*