
is een groot steenen gebouw, en niet alleen de oudste van
Cer am, maar ook (als ik mij niet geheel vergis) de oudste
Missigliiet der Molukkos. De tempel is van binnen rijkelijk
versierd, maar vooral verdient het keurig snijwerk aan de
liouten deurstijlen, pilaren en leerstoel, en aan de vele dwars-
balken van bet piramidaal dak, bijzondere vermelding. Het
huis van den Regent (KamalP) trok almede onze aandacht.
Het is een zeer groot, in Europeschen tränt opgetrokken en
ingerigt, steenen gebouw, welks helder—witte mureu vriendelijk
door het groene loof der boomen schemerden. De mime en
heldere kamers waren goed en net gemeubleerd, en ons allen
bekroop de lust om hier den dag en den nacht over te blij-
ven en eerst den volgenden morgen verder te gaan. In stilte
vergeleken we de enge en heete scheepshutten op de E t na,
en de kleine kamertjes der Regenten in de reeds. bezochte
negorijen, met de groote en koele vertrekken, die we hier
zagen, en de ruime ledikanten die ons ter raste scheneu uit
te noodigen! . . . Het was echter in den reiswijzer bepaald,
dat \ve ons slechts een paar uren ophouden en nog twee
andere negorijen zouden bezoeken.
Weldra waren we dns weder aan boord en stoomden naar
de Mnhamedaansche negorij T o e lo e ti, die aan de monding
der k a l i—B o b a t ligt en eene bevolking telt van ongeveer
.2,000 zielen, gedeeltelijk Muhamedanen en gedeeltelijk heiden-
sche Alfoeren. Bij de Alfoersche wijk zagen we kleine aan-
plantingen van tabak (tom b ak o ). Zoodanige tabak s-aanplan-
tingen of tuintjes waren oris reeds meermalen in eenige Alfoersche
dorpen en kampongs of wijken in het oog gevallen, gelijk
ook hier en daar op de eilanden A m b o n , H a ro e k o e , Sapa-
roea en Boeroe tabaks—aanplantingen voorkomen. De tabak
van Ceram is van uitstekende kwaliteit, doch de Alfoeren
weten ze niet goed te bereiden. Ze kerven de bladeren zeer
grof, doen ze dan in bamboezen kokers, en verkoopen ze aan
de praauwen, die van elders komen en hunne kampongs aandoen.
Ook de officieren van de E tn a kochten eenige kokers,
en beweerden dat de tabak van Ceram den tabak van J a v a , -
welke (gelijk men weet) voor het eerst van Cuba werd ingevoerd,
- verre overtreft. Aanplantingen van d ja li, eene soort
van gerst, welke in de omstreken van B a tav ia wordt ver-
bouwd, heb ik buiten Ja v a nergens gezien, evenmin als die
van g i e r s t , aan welk gewas, djawa geheeten,’ (naar men
zegt,) het eiland J a v a zijn’ naam zou te danken hebben.
Te T o e lo e ti zagen we eenige bewoners der K e ij-e ila n d e n ,
wier praauwen op de reede ten anker lagen’; Behalve eenige
handelsartikelen hadden de opvarenden ook een vijftiental nieuwe
praauwen bij zieh, die' ze hier en elders längs de kust van
Ceram kwamen verkoopen of tegen andere artikelen verruilen.
Telken jare steken ze in de maanden Oktober, November en
December, wanneer de Oosten-winden niet meer waaijen en de
Banda-zee stil en eifen is, van de K e ij-g ro e p naar Ceram
en elders over, en telken jare brengen ze op sleeptouw een
aantal nieuwe praauwen mede, die op de K e i j - eilanden ge-
bouwd en om hare hechtheid en deugdzaamheid algemeen behend
en gewild zijn. De vrouwen, die ze aan boord hadden,
zagen er vuil en slordig en zeer lelijk u it, doch de mannen
hadden een zeer goed voorkomen. Hivn ligehaamsbouw was
rank en kloek, en de huid—kleur minder bruin of koperkleurig
dan die der Alfoeren. In de trekken van hun gelaat zou men
meenen een Westersche type te herkennen, en zulks te meer,
omdat ze allen licht-blaauwe oogen hadden. Het hoofdhaar
droegen ze zeer lang, doch hadden het met roode klei als een
toupet hoog—opgekapt- en met fijne kalk of pijpaarde bepoederd.
lit de verte deed dit- kapsel ’ aan de groote gepoederde en ge-
krulde paruiken denken, die men in de 17de en 18de eeuw in
H o lla n d en E ran k rijk droeg. De tjid a k k o was htm eenigst
kleedingstuk.
Yan Toeloeti vertrokken we naar L e im o , welke negorij