
ventain van de beide K a p ita n ’s, dat hunne tegenwoordige kam-
pongs aog pas onlangs op deze 1)laats waren aangelegd, dewijl
hunne oude of voormalige kampongs door een’ brand vernield
waren. De G o e r o e -P a tti verklaarde mij daarbij, dat de Al-
foeren de piek, waar een brand gewoed heeft, als p am a li of
// gevloekt” beschouwen, en daarom een afgebrande kampong
nimmer weder op dezelfde plaats opbouwen | maar integendeel
bunne vruchtboomen, kokospalmen en aanplantingeu van rijst of
groenteu verlaten , om op vrij-verren afstand van bet gevloekte
oord eene nieuwe kampong aan te leggen. - Aan dit bijgeloof
moet bet dan ook welligt te wijten zijn, dat de Alfoerscbe
kampongs van Cer am , gelijk ik vernomeu heb, meermalen
van plaats of ligging veränderen, en dan eens hier, dan weder
elders, gevestigd zijn, en dat men, naar luid van berigten,
meermalen op dit eiland kleine groepen van kokospalmen of
vruchtboomen ziet, waarbij niemand woont en die aan niemand
schijnen te behooren.
Nadat ik eenigen tijd met de Hoofden gesproken had, deelde
ik aan hon en aan velen hunner onderhoorigen kleine gescheu-
ken u it, als vingerringen, spiegeltjes, glaskoralen, enz. Ik
had dit ook in al de door mij bezoehte Alfoersche kampongs
gedaan, dewijl men mij zulks had aangeraden als een zaak,
waaraan de Alfoeren bij het bezoek van Europeanen gewoon
zijn. Ik deed het echter eerst dan, als ik gereed stond om
de kampongs te verlaten, omdat ik niet wilde, dat mij ne
geschenkjes soms invloed zouden hebben op het antwoord, dat
de Hoofden mij op mijne voorstellen betreifende de oprigting
van scholen enz. zouden geven. - Men kan zieh er naauwelijks
een denkbeeid van makeu, met hoeveel blijdschap de Alfoeren
mijne onbeduidende snuisterijen ’ ontvingen. De vrouwen vooral
waren over de spiegeltjes ten hoogste opgetogen. Gedurig keken
ze er in , lachten dan met verwondenng, of met twijfeling ;en
ongeloof, keken dan al weder, en lachten al weder. . . Die er
voor het eerst in zagen, ontstelden en schrikten van haar
eigen beeldtenis. Ze konden het niet begrijpen, dat ze haar
eigen gelaat aanscliouwden, maar meeuden het gezigt van een’
ander te zien , en keken rond wie het tocli zijn mögt, dien ze
zagen. Het spiegeltje werd van alle kant gekeerd, bevoeld,
bezigtigd, en dan weer omgedraaid, en weer bevoeld, en weer
bezigtigd. Er kwam geen eind aan. Hoe schuchter en verlegen
ze zieh ook i n 1 sommige kampongs schuil hielden, -
als ze spiegeltjes en ringen zagen uitdeelen, kwamen ze voor
den dag en durfden zonder schroom te naderen. Maar
ook de mannen, ofschoon ze zieh wat deftiger wilden aanstel-
len, waren met hunne spiegeltjes en koralen vrij-wat ingeuo-
men. De Hoofden en hunne vrouwen kregen de fraaiste ringen,
en staken die met zigtbaren trots aan de vingers. . . Men
beseft wel, dat die ringen niet van goud waren; - maar toch
hadden ze zooveel gelijkenis met gouden ringen, - gelijk de inge-
zette roode, groene, paarse ,* blaauwe en witte geslepen glaasjes
zooveel van echte steentjes hadden , - dat mijn goede reisgenoot
er door misleid werd en zieh inderdaad verwonderde over mijne
kwistige uitdeelingen. Ter goeder trouw verzocht hij ook om een’
ring voor een zijner kinderen, en stond versiegen toen ik
hem zeide, dat ik voor een gros van drie dozijn ringen
slechts f 5 a f 6 betaald had, en ze in een der 3 a 4 kleine
C'hinesche toko’s, die in de negorij >Saparoea aan den oever
der baai staan, daags voor onze afreis naar Ceram’s Zuidkust,
had ingekocht!
Eene bijzonderheid, die bij het uitdeelen onzer snuisterijen in
de negorij Awahia voorkwam, möge hier niet onvermeld
blijven. Toen we deze groote negorij doorwandelden, en in
hare Baleo de gesnelde menschen-hoofden, die onder het dak
waren opgehangengeteld hadden, waren we vervolgens aan
hare westzijde gekomen, en reikten we hier aan eenige mannen
en vrouwen koralen en ringen uit. Op een’ afstand van
misschien 50 schreden buiten de negorij zagen we een geisoleerd
huisje, door eene water—sloot van de negorij afgescheiden, doch
met deze door middel van een plank, welke als een vondeltje
over de sloot lag, gemeenschap hebbende; — en voor dat huisje