
Des nachts oin 2 uren wakker geworden zijnde, gin^ ik
naav boven en bewonderde met den officier van de wacht
eenigen tijd het flonkerend uitspansel. De maan scheen zoo
beider, dat men bij haar licht zou hebben kunnen lezen,
doch de lucht was drukkend—heet en zwaar. Tegen 5 uren
in den morgen hoorde ik op het dek een ongewoon geraas
en gedruisch. Een hevige windbui uit het zuid-westen gierde
door touwen en takels, en de regen viel kletterend neder. Het
scheepsvolk braste aan de ra’s, borg eenige zeilen en reefde
anderen. Vele stemmen en voetstappen klonken door elkander,
en het krachtig en schor accent van den scheepsroeper gromde
längs het halfdek, en de fluitjes van schipper en bootsman
gilden boven wind en regen en het gebrul der golven uit.
Nog was het donker, en kon ik uit de batterij’s poort van
het slaapkabinet van den Heer w ip f f (hetwelk liij mij zoo
gul en vriendelijk had afgestaan,) niets ontwaren dan de witte
kruinen der opgejaagde baren. Eindelijk begon het te dagen
en zag ik in een digt verschiet de hooge rotspieken van
L a r ik e als spoken uit de schemering te voorschijn treden.
Yerschrikt vloog ik naar boven. De wind was nu weder gaan
liggen en de zeilen hingen slap längs mast en stengen neder.
Een ligte motregen viel zwevend uit de lucht, en een mistige
damp of nevel lag over de zee en het nabijzijnde land als
een floers uitgespreid. De korvet schommelde en slingerde zon-
der stuur heen en weder, ter prooi aan de nog hooggaande
golven der pas zoo fei bewogen en verbolgen wateren. Gehol*
pen door den stroom, die de baai van Ambon introk, zetteden
ze het magtelooze schip al digter en digt-er naar de vreeselijke
rotsen heen, en dreigden het binnen weinige oogenblikken
met verbrijzeling. De Kommandant, bleck en eene stranding
duchtende, doch altoos bedaard en met kalmte bevelen gevende,
liet brassen en weder brassen, en het anker als het eenigste
mogelijke redmiddel gereed houden, om dadelijk te kunnen val-
len. Yermoedelijk wel zou dat anker op den steenaehtigen bodem
niet gevat hebben, maar, zoo het hield, was het schip behouden.
Tntusschen werden de rotsen, die als torens van verdronken
dorpen hoog boven water stonden, al grooter en hooger, - een
blijk dat we ze al meer en meer naderden. Vreeselijk braken
de golven op de piekige en scherpgepunte steengevaarten, en
met een beklemd hart zagen we lioe het schip, als door eene
geheimzinnige en fatalistische aantrekkingskracht medegesleurd,
zijn’ eigen ondergang scheen te zoeken. Als door de toover-
magt van- eene andere S cy lla werd het naar het strand ge-
sleept, als door magnetisch vermögen aangehaald, en de Ma-
leische scheepsterm: //het schip wil b l i j v e n z o u men op de
S um a tra volkomen hebben kunnen toepassen. Nog eenige
oogenblikken, en de korvet moest stooteu ! . . . . Daar verhief
zieh plotseling uit het Noorden over het hooge land van
H ito e heen een ligte koelte, die de nevelen en mist verjoeg,
en vlak in de zeilen viel! De Suma tra boog zieh vlug
en sierlijk onder den adem van den morgenwind, schoot
pijlsnel de rotsen voorbij,,. huppelde vrolijk en als verblijd over
de golven heen, en bereikte spoedig het midden van het vaar-
water voor de Ambonsche baai! Daar verliet. ons weder het
weldadige koeltje, dat ons gered en behouden had, doch dat
we nu gelukkig niet meer behoefden. De stroom zette . ons
zachtkens de baai in , en voorbij Alang verhief dezelfde- breeze
zieh weder, en stuwde ons met spoed naar de gewenschte
ankerplaats voor het fort V i c t o r i a ! . . . In 8 dagen tijds ont-
kwam de S um a tra tweemaal aan het gevaar van stranden. Op
Zondag morgen , den 12 Maart, dreigden haar de rotsen aan
den . zuidelijken hoek der baai van K a je li, en op Zondag
morgen, den 19 Maart, bedreigden haar de rotsen voor den
ingang der baai van A m b o n ! ... Arme S um a tra ! Ze kon
haar noodlot toch niet ontgaan! Naauwelijks drie maanden later
moest ze op den 16llei> Junij op de reede: van Kema haar’
ondergang vinden!
Wanneer de voormalige i w.aldcere Kommandant der S um a tra
het bovenstaande onder de oogen krijgt, dan leze hij tusschen
de regels in den hartelijken dank, dien ik hem voor zijne gulle