
plat geschotet)! Zoo werd de meineed der Hoofden, op een der
drie een klein jaar te voren ziunebeeldig voorgestelde wijze, na-
melijk door liet lood of „ door den kogel,” gestraft! . . .
Tegen 6 ä f 7 nre in den avond van den drukken dag te
L ib a tto staken we van wal om naar G a le la te gaan, alwaar
we den volgenden morgen ten 6 ure aanlandden. Uit zee
gezien deed zieh deze groote plaats aangeuaain voor. Ze liat
längs de noordzijde van de drielioekige bogt, die op dit pnnt
door de kust gevormd wordt. Vele klapperboemen beschaduwen
de talrijke en meestal nette liuizen der inwoners. Het Opper-
hoofd en de overige Hoofden ontvingen ons aan de landingsplaats
met vele teekenen van eerbied en vertrouwelijkheid. JDe bevol-
king der hoofdplaats met die der bovengenoemde 9 onder-
lioorige negorijen bedraagt 4,298 zielen, waaronder 988
kinderen. Ze leeft ten deele van de vischvangst, die in deze
wateren ongemeen voordeelig is, ten deele van den akkerbouw,
en ten deele, doch meer bedektelijk dan die van T o b e llo , van
den zeeroof. Tegen 11 ure had i k , bijgestaan door een’ der
prinsen als tolk, eene zamenspraak met den S e n g a d jie , wien
ik het doel mijner komst bekend maakte. Even als die van
T o b e llo wilde hij de Hoofden der onderhoorige negorijen "
(K im a lah a s of P om e n ila ’s geheeton,) tot eene soort van
Bobato of rijksraad (gewoonlijk voorgezeten door een’ D jig o eg o e
of Goegoegoe of Bijksbestierder,) verzamelen en met dezen
beraadslagen, en zon hij mij later het besluit doen weten. De
zamenkomst der Hoofden zou dadelijk na ons vertrek plaats
hebben, dewijl ze nu allen (zeide hij) te veel drukte hadden
om aan hunne gasten naar behooren eer te bewijzen. — De
uitkomst mijner pogingen bedroog mijne verwachting. Naau-
welijks was ik drie dagen te T e rn a te terug, toen de Sultan
mij zeide, dat hij een’ zendeling van G a le la en Tobello
ontvangen had, de boodschap brengende, dat de vergaderde
Hoofden verklaard hadden: //dat ze alle school—onderwijs voor
hunne kinderen en die van hun volk onnoodig achtten, dewijl
zij-zelveu niet konden lezen of schrijven , en ook hunne voor-
ouders nimmer lezen of schrijven hadden geleerd!” . . .
De leg o -leg o -d au s , die te Ga le la werd uitgevoerd,
en waarop we ook bij een later bezoek in een der rond-
om het meer van Galb la gelegen negorijen onthaald werden,
kenmerkte zieh door de vreemde en rijke kostumes en
sieradien der vrouwen. Men zag er, die behängen waren met
artikelen, welke hoogstwaarschijnlijk het produkt van zeeroof
waren. Zoo had eene der vrouwen een’ zeer ouderwetschen
rooden montering-rok der Engelsche marine aan, waarvan de
lange panden of basques op den grond sleepten; een andere
droeg een’ rijk met goud en zilver geborduurden fluweelen rok
van een’ of anderen zeer hoog-geplaatsten ambtenaar uit den
tijd der Oost-Indische Kompagnie; een derde en vierde hadden
prächtige zijden of gebloemde. fluweelen kamerjaponnen of cham-
bercloak’s aan; een vijfde was behängen met gouden muntstuk-
ken van verschillende eeuwen en landen, en hals-ketenen, ringen
en versierselen van Westersch of Oostersch maaksel; en een
zesde had de gouden kast van een horologe met de gouden
ketting aan haar kapsel vastgemaakt! Het was een vreemde en
zonderlinge vertooning, waarbij we het betreurden, dat we
buiten Staat waren om er photographische of daguerr&typische
afdrukken van te maken.
In den namiddag lieten we ons in pakatora’s of zeer kleine
vlerkpraauwen het schoone meer van G a le la rondscheppen, en
bezochten een paar der daarin gelegen schoone eilandjes, en
. tevens op den hoogen oever, een paar negorijen, die er net
en zindelijk uitzagen en ruim uitgebouwd waren. In een dezer
dorpen werden we' dadelijk op een’ wdla-wdla-dans onthaald.
Een rei van p. m. 30 jongelingen en meisjes, m twee afdee-
lingen of groepen verdeeld en met het gelaat naar elkander
gekeerd, hield een lang en dik touw gedeeltelijk met de reg-
terhand en gedeeltelijk met de linkerhand in een regte lijn
uitgestrekt of uitgespannen. Dit touw werd aanhoudend heen