
E tu a iti de Manganitoe-ba ai van het eiland G ro o t-S a n g ie r,
(het. grootste of het hoofd-eiland der S a n g ie r -g ro e p ,) en wel
voor de negorij M au g an ito e , die zieh in eenen bijkans halveu
cirkel rondom den achtergrond of het hoef-ijzer der baai buigt
en zieh uit zee schilderachtig voordoet. Tusschen eenige sago-
boomen groenden vele kokospalmen, die lmnne naald— of pilaar-
vormige stammen van 16 tot 20 eilen hoog verhieven, en met
hunne trotsche pluimen van gevederde en 12 a 14 voet lange
bladeren de huisjes van het dorp belommerden, en ons een
vriendelijk welkom sehenen toe te wuiven. De baai van
M a u g a n ito e bevindt zieh ter westkust van het eiland, en is
door gebergte van p. m. 800 voeten hoogte omvingd. Aan den
zuidwes'thoek der baai strekt zieh een steenrif zoo ver n it,
dat er voor het invaren der schepen weinig mimte overblijft,
en aan liaren achtergrond liggen een klein eilandje en eene
zandbank, welke laatste denkelijk- door een bij de negorij Man-
g a n ito e uitstroomend riviertje gevormd is. Ongeveer een mijl
ten noorden der M an g an ito e -b a a i is de baai van T a ro en a .
Even als te O n d o n g , kwamen de Radja (in Europeesch
kostuum gekleed, met een’ blaauw-lakenschen rok met vergulde
knoopen,) en eenige Hoofden van M an g an ito e dadelijk aan
boord, en kort daarop roeiden we naar den wal. De negorij
heeft eene Christen—bevolking van 2,500 zielen, en eene school,
die 160 leerlingen telt. Het examen dezer school afgeloopen
zijnde, werden er 340 doopelingen gedoopt. Het verlangen der
ouders om hun kroost ten doop aan te bieden, was onbe-
schrijfelijk. Ze verdrongen elkander in het kerkgebouw, en
vaak gebeurde het, dat de nog-ongedoopte moeders, zoodra
hare kinderen gedoopt waren, op de knieen vielen en het
hoofd bogen, ten teeken, dat ze ook wenschteu gedoopt
te worden, en tot mij zeiden: beta la g i (ik ook). Zoo was
het ook te Ondo n g gegaan, en zoo ging het ook in al de
opvolgend bezochte negorijen van S a n g ie r. Het kon mij niet
verwouderen. De Christenen van S a n g ie r zijn met het Christendom,
ofschoon ze het zeer weinig en als het ware slechts
bij naam kennen, hoog ingenomeu, en het laatste kerkelijk be-
zoek, dat ze ontvangen hadden, dateerde van 1829 en 1832 ! . . .
In 1829 werden ze bezocht door wijlen den waarnemenden
Predikant van A m b o in a , J. k a m , en in 1832 door den zeu-
deling-leeraar e ie d e l van T o n d an o op Menado,; vergezeld
door wijlen den Menadoschen zendeling-leeraar h e l l e n d o o r n .
Toen bestond de bevolking op S a n g ie r (welke in 1840 op
26,000 geschat werd,) nit 21,900 zielen, waarönder 21,600
Christenen, en 300 Muhamedanen in de negorij Kan da r. De
drie godsdienst-leeraars doopten er velen, en vonden er 10
scholen, als te Ondong of O n d o r, te Qeloe, te T am ak o e ,
te Dago, te M a n g a n ito e , te T a ro e n a , te K a n d a r, te
T ab o ek an , te K a lo n g an en te T ag u lan d a . Sedert laatst-
gemeld jaar 1832 was er geen leeraar meer onder de Sangie-
re z en versehenen, zoodat ze 22 jaren zonder herderlijke verzor-
ging gevveest waren. Wel hadden enkele ouders onder hen in
dien tusschentijd, of van 1832 tot 1854, hun kroost te
Menado of te T e rn a te laten doopen, doch de meesten hadden
hiertoe geen gelegenheid gevonden, zoodat het aantal ongedoopte
kinderen en volwassenen op San g ie r , in 1854 natuurlijk zeer
groot moest wezen. Aanvankelijk was ik met den wensch der
volwassenen, om voor zieh-zelven den doop te ontvangen,
eenigzins verlegen, doch bij nadenken vond ik niet alleen geen
vrijheid, om hun, op grond dat er geen belijdenis des geloofs
was voorafgegaan, den doop te weigeren, maar voelde mij zelfs
verpligt om hunnen wensch in te willigen. Door de plegtigheid
des doops en door de vragen van het voorgelezene doopformulier
te beantwoorden, verbonden ze zieh ten minste, al
was het dan o.ok~ slechts door een’ uiterlijken band, aan de
Christelijke kerk. Had ik tijd genoeg gehad, dan liad ik hun
vooraf en zooveel mogelijk eenig kateclietisch onderwijs ‘gegeven,
maar de Heer ja n s e n , van wiens reisgelegenheid ik gebruik
maakte en aan . wiens tijd ik dus ook gebonden was, kon zieh
slechts voor 9 dagen van Menado verwijderen, en derhalve in
, de .Sangiersche negorijen, voor zoover deze door hem konden