
ze van gabba—gabba bouwen, belendt altijd een seboea of
pondoppo, waarin de bekende d é g o -d é g o of bali-bali (rust-
bank van bamboe,) nimmer gemist wordt.
De dansen der Alfoeren van G ilo lo zijn de tj ik a l é lé of
krijgsdans, de lé g o—lég o of rondloopende dans, en de wéla-
wé la , waarbij ze, op de maat van gong en tifa, een lang touw
heen en weder trekken, en zieh beurtelings en één voor één
snel van het ééne einde naar het andere verplaatsen.
Meerdere bijzonderheden deel ik omtrent G ilo lo mede, waar
ik mijnen togt naar Moro’ s kust verhalen zal, en keer nu
tot Soa sio, hoofdplaats van T id o r e , terug.
Daar we het voornemen hadden, om later een formeel bezoek
bij den Sultan van T id o r e af te leggen , zoo roeiden we nu
zijn’ kraton en hoofdzetel kan de oostkust voorbij , — passeerden
een klein eilandje op den noordoostelijken uithoek, - zagen aan
de noordkust een klein gehucht, waar eenige Tidorésche lijders
aan huidziekte van de warme bronnen, die daar zijn, gebruik
maakten, - en kwamen op den 13dea Augustus tegen het vallen
van den avond te T e rn a te terug. Onze reis naar B a tja n per
stoomboot hadden we in anderhalven dag afgelegd, - onze
terugreis per scheppraauw of roeivaartuig had 7 dagen geduurd!
Al de eilanden, die we bezocht of gezien hadden, behooren,
ofsehoon door de Sultans van T e rn a te , T id o re en B a tjan
bestuurd, onder het gezag van den resident van T e rn a te ,
wiens bewind zieh tot de P ap o e a ’s en Nieuw —G u in e a en
de Soela— of Xulla-eilanden, en tot B an g a a i of de land-
schappen T om o rie en Tomboekoe op de oostkust van het
eiland C e leb e s, uitstrekt.
Het accident, dat mij te Kajòa getroffen had, had mij ge-
durende de reis veel smart veroorzaakt, en, toen ik den volgenden
dag, na onze terugkomst te T e rn a te , eene der scholen bezocht,
kreeg ik gedurende het examen eene hevige koorts, die niet
minder dan 30 uren aanhield. De inwendige verwonding ging
tot een zoogenaamd abcès over, en na verloop van 5 dagen,
die ik steeds liggende en onder veel pijn en wondkoortsen
moest doorbrengen, vertoonden zieh de verschijnselen van koud
vuur. Toen besloot de boyengenoemde geneesheer meijee om,
ofschoon het abcès niet rijp was, zonder tijdverlies tot eene
operatie over te gaan. Mijn toestand bleef echter na deze kunst-
bewerking even ongunstig, zoodat ik , hetgeen ik gelukkiglijk
eerst later vernam, in gevaar verkeerde dat het been welligt moest
geämputeerd -worden. Na verloop echter van 4 uren was dit
gevaar voorbij, doch nog lang duurde het eer ik mij weder,
zonder in. mijn’ rolstoel voortgestuwd of gedragen of vervoerd
te worden, of op krukken te springen, verplaatsen kon, en nog
veel langer eer ik het volkomen gebruik van mijn been terug-
bekw'am. De lezer houde het ten goede, dat ik hier nog
pens van mij-zelven gesproken heb. Ik zou er van gezwegen
hebben, indien ik door mijn’ toestand niet verpligt was
geworden om langer te T e rn a te te blijven, dan voor mijn
oogmerk noodig was, en indien ik mij niet vooral gedrongen
gevoelde, om aan de goede familie Goldm a n hier openlijk
dank te zeggen voor de hartelijke zorgen, die zij mij in die
treurige dagen bewezen heeft, gelijk ook aan de ingezetenen
van T e rn a te voor de vele blijken hunner meer dan gewone
belangstelling in mijn lot. En , - waarom zou ik het ver-
zwijgen? - ik draag ook een zeker gevoel van erkentelijkheid
in mij om voor een nachtvogeltje, dat door zijn vreemd
doch liefelijk gezang mij in mijne slapelooze nachten zooveel
afleiding gaf. Yoor het venster mijner kamer aan het strand stond
een k a ta p p a n—boom, en in dezen hield de gevederde zanger zieh
voortdurend op. Eerst tegen 8 à 9 uren in den avond begon
hij te kwelen, zweeg dan weder eenigen tijd, en begon dan
weder, — telkens bij vrij—groote intermesso’s , — totdat de dag
aanbrak. Dan hoorde ik hem niet meer, maar des avonds
was hij weder op zijn’ post, en zijn kunsteloos gezang was
mij waarlij.k tot veel troost en opbeuring. Ik verlangde naar