
en vriendschappelijke gastvrijheid aan hoord van zijn voor-
malige Korvet openlijk toebreng.
Gedurende de dagen, die ik nu nog te Am b o in a moest
doorbrengen, bleef de wind aanhoudend en vrij-sterk uit bet
Westen en het Noord—Westen blazen, zoodat. de toenraalige Gouverneur
der M o lu k k o s mij de verre reis per praauw of orembani
naar Manipa’s Westkust niet toestond, als die het leven van
passagier en roeijers in gevaar zou brengen. Inderdaad vernam
ik ook dat- er geen etikele praauw, wanneer de wind uit
dien hoek blaast, van Am b o in a naar Manipa gezonden
wordt. De gemeente van Toemalehoe (op bl. 277 abusivelijk
L o eh o e genoemd,) is alzoo de eenigste op de eilanden van
A m b o in a , die ik onbezocht heb moeten laten.
Na verloop van een tiental etmalen vond ik gelegenheid om
de residentie A m b o in a , alwaar nu mijn werk was afgeloopen,
te verlaten, en tevens om de gemeente op het eiland Boano
te bezoeken. Z. M. Stoomschip E t na moest naar Kema en
Menado vertrekken, en de toenmalige Kommandant van dien
bodem, de Heer v o n v a l e n t in i , van wien ik reeds op vorige
togten zooveel aangenaams liad ondervonden, was weder zoo
vriendelijk om mij passage te verleeuen.
Op den Sps» April gingen we onder stoom, liepen de baai
van Ambon u it, de westkust van H ito e längs, en benoorden
M an ip a heen. Achter ons dampte de Ambonsche vulkaan A te tti,
en aan stuurboord spiegelden zieh de eilanden D r ie—g e b ro e d e rs ,
het eiland Cer am, en het eilandje Babi in de glinsterende golf-
jes der groene zee. Met fraai weder liepen we in het gezigt van
het eiland B elauw of Amblauw, en wijders S l a t - of Straat-
K e la n g door, welker onbewogen wateren het feile zonnelicht
terugkaatsten. Statig en met majesteit gleed de E tn a voor-
waarts, en tooide zieh met zijn dikke rookkolom als met een’
langen zwarten wimpel. De wind, die uit het westen en zuid-
westen over het hooge M an ip a blies, greep van tijd tot
tijd dien wimpel aan, eu dreef den rook al dwarrelend naar het
noordoostelijk gelegen K e lan g (het oude Ija l of H a tip o e ti)
heen, op welks heuvelrijen eu hoog geboomte liij als een rouw-
iloers hangen bleef. Weldra zagen we verder in het noordoosten
het eiland Boanb (ook wel B u an o , Boanoa, B o n n o ,
Boan, Bonoa en Benoa geschreven,) uit de zee opdagen.
Niet lang daarna hadden we zijne zuidoostkust aan bakboord
van ons. Aan het strand had het een smalle strook van laag
terrein, doch scheen overigens een enkele reusachtige en hooge
steenmassa te zijn, welker hakkelige en gekartelde toppen er
als hanekammen uitzagen. Door de 2 mijlen breede N a s s a u -
s tr a a t van het eiland Ceram met zijn’ noordelijken berg Ha-
to en im a ro ew a gescheiden, bestaat Boano uit twee eilanden ,
waarvan het noordelijke Boanb heet, en door een naauwe zee-
engte van het kleine zuidelijke N o e s a -L o e h o e of B a ta ta
is afgezonderd. Tegenover het strand Ammilatoe aan de westkust
ligt een hoog en bergachtig eilandje, dat N o e s a -b e la uw
heet. Ten tijde der 0 . I. Kompagnie waren de inlanders van
Boano gevaarlijke zeeroovers. In weerwil der geduchte les, die
ze deswege van den landvoogd H. v a n s p e u l t in 1618 ont-
v in gen, bleven ze zieh aan zeeroof en verzet schuldig maken
en vermoordden ze in 1651 de bezetting van het fortje, zoodat
a e n o l ü d e v lam in g in 1656 het- grootste deel der bevolking
wegnam en naar de hoofdplaats A m b o in a , toen nog het
kasteel V ic to r ia geheeten, overbragt.
Toen de E tn a tegen 11 uren in den voormiddag digter
naar de kust hield, zagen we de twee negorijen B o an o -islam
(Muhamedaansch-Boano) en B o a n o -s e ra n i (Christelijk—Boanb,
— de eenigste dorpen op het kleine, smalle en 3 mijlen
lange eiland, - duidelijk voor ons. Beide negorijen sluiten aan
elkander, zoodat ze slechts eene negorij schijnen uit te maken,
en liare huizen strekken zieh in eene lange rij längs de kust
uit. Er werd nu sein naar den wal gedaau voor een vaartuig
om mij af te halen, eu weldra kwam er een groote en nog
nieuwe praauw, die door de lieden vau Boano, — (welke als