
oversteken. Deze Strafen hebben gemeenschap met de open zee,
en de Westen—'winden, die juist eenige dagen lang doors(tonden,
joegen er de baren aanhoudend door lieen. Nu weet men, dat
de golven, wanneer ze een zeestraat binnenrollen, altijd veel
hooger zwellen dan in volle zee, dewijl ze, door de engte van
den doortogt geperst en ingekneld, zieh natuurlijker wijze -naar
boven moeten uitzetten. Tin gaat nn de stroom, die in de
Strafen veelal zeer sterk i s , naar buiten, terwijl een frissche
brease of harde wind de zee naar binnen drijft, dan is de over-
steek voor kleine vaartuigen hoogst-bedenkelijk. Wij bleven
dan om geldige redenen te K a joa ten anker, en besloten tot
eene wandeling längs bet strand naar de westkust van het eiland.
Voor dat ik echter aan wal ging, moest mij iets gebeuren, dat
wel noodlottig had kunnen zijii. Ik zal het eenigzins uitvoerig
vermelden, dewijl het mij de gelegenheid aanbiedt, om een denkbeeid
van een zekere soort van inlandsch roeivaartuig te geven.
Onze p ra a uw—b an k o e namelijk was een zoogenaamde p a k a to ra
of v le rk p ra a uw , d. i. aan weerszijden van het vaartuig staken
4 h 5 balken, op gelijke afstanden van elkander, ongeveer 7 h 8
voeten ver over het water u it, en aan de uiteinden dezer balken,
v le rk e n geheeten, doch p. m. :2 voeten lager, waren, zoo
als gewoonlijk, de 10 ä 12 naast elkander gelegde bamboezen
vastgemaakt, die over de gansche lengte van het vaartuig tot
zitplaatsen der roeijers of scheppers dienden; en, zoo als gewoonlijk,
lag er boven over die balken heen een zoogenaamde
loopplank, ten einde (daar de teilt of overdekking der praauw
van gelijke breedte als het vaartuig was en dus geen passage
b in n e n b o o rd s van het roer naar het anker «toeliet,) b u ite n -
b o o rd s-om van den voorsteven naar den achtersteven te kunnen
gaan. Toevallig was nu deze loopplank tijdelijk van de balken
weggenomen, en met het eene einde op den voorsten balk en
met het andere einde op den wal gelegd, ;ten einde eene com-
municatie van het vaartuig met het strand daar te stellen, zoodat
ik er geen gebruik van kon maken, om over de balken heen,
den voorsten balk te bereiken. Ware ik nu maar wijselijk
in de longroom of de kajuit der praauw gebleven totdat de
circulatie aan boord hersteld zou zijn of totdat er eene andere
plank ter vervanging der eerste zou gelegd worden! — Maar
de scheppers waren allen reeds in de negorij verstrooid of zaten
aan het strand hunne papeda te eten, zoodat ik dan, wie weet
hoe lang nog, zou hebben moeten wachten! En nu meende ik
ook wel/ met behulp van een’ bamboe, die tot scheepsgebruik
als zoogenaamde schuifboom diende, van den eenen balk op den
anderen te kunnen stappen. Doch helaas!... de bamboe brak, -
mijn regterbeen kwam tegen den scherpen rand van den over-
liggenden balk deerlijk te land, en ik viel tusschen de praauw
en de rijen bamboezen in zee! Het water had hier slechts eene
diepte van p. m. _4 voet, zoodat ik spoedig overeind stond, maar
ik leed zoo hevige pijn, dat ik geen kracht bezat om naar het
strand te loopen en als verwezen staan bleef... Oogenblikkelijk
schreeuwden nu de inlanders van den wal mij het woord:
„ b o h ija ” (kaaiman) toe, en de sclirik, dien mij dat woord
inboezemde, - in verband vooral met het vreeselijk ongeluk,
dat nog pas aan de vrouw en het kind der K o r r a -k o r r a over-
komen en ons al dadelijk bij onze aankomst verhaald was, -
die schrik (zeg ik) gaf mij eerst het noodige besef om onder de
vlerkbalken door naar den wal te loopen. Gelukkig voor mij
dat er op dat oogenblik geen kaaiman om ons vaartuig zwierf,
en ik dus verschoond bleef van een’ slag van zijn’ reusachtigen
staaxt of een’ greep van zijnen met talrijke puntige en als twee
kamraderen in elkander vattende fanden gewapenden bek! ...
Nu werd ik in het paleis van den S en g ad jie gebrägt, die mij
het zwaar-gewonde en intusschen vreeselijk-opgezwollen been 2 a 3
uren lang met koud water liet begieten, tot dat de zwelling geheel
verdwenen was. Ik bemerkte echter weldra, dat er niet alleen
eene uitwendige, maar ook eene inwendige verwonding plaats
had, en begon mij ongerust te maken. Geneeskundige hulp was
er op K a jo a niet, en onze reis moest nog drie dagen, of langer
misschien, duren! Van mijne wandeling naar de westkust
van het eiland kwam natuurlijk niets, en ik leed veel pijn.
7*