vangt bloed uit de wonde in zijne regter Land o p , brengt dat aan
den mond, blaast er driemaal over heen en sprenkelt het onder
luid geschreeuw in de lucht rond. Vervolgens strijkt hij met de-
zelfde hand over den buik, en alles is weder als te voren; slechts
is hij ten gevolge dezer gruwelijke zelfmarteling zeer uitgeput. Hij
wikkelt de sjerp weder om zijn lijf, spreekt met zachte stem een
kort gebed, en daarmede is de plegtigheid voorbij. De toeschou-
wers verwijderen zieh; slechts enkelen blijven nog, om bij het van
bloed druipend altaar te bidden, nadat de heilige hetzelve verlaten
heeft.
Dergelijke vertooningen zijn, zoo als gezegd is , in de groote
kloosters van Mongolie en Thibet volstrekt niets zeldzaams. Wij
zijn verre van daarin in alle gevallen bedrog te zien; want na
alles, wat wij gezien en gehoord hebben, zijn wij overtuigd, „dat
de duivel daarbij eene groote rol speelt.” In dit gevoelen werden
wij versterkt door de overtuiging van vele vrome en welonderrigte
Buddhisten, met wie wij in de kloosters gesproken hebben *). Niet
alle lama’s zonder uitzondering zijn in s ta a t, om dergelijke won-
derkuren te verrigten. Buikopsnijders b. v. vindt men slechts in
de lagere Hassen der lamahierarchie; meestal zijn het eenvoudige
monnikken, die in siechten naam en bij hunne broeders volstrekt
niet in aanzien staan; verständige lama’s zijn van zulke vertooningen
in hooge mate afkeerig, wijl zij er het werk des duivels in
zien en een goed lama zieh hoeden moet, zulk een goddeloos ta-
lent te verwerven. De kloosterhoofden verbieden nogtans die dui-
velsche kunsten in geenen deele; er zijn zelfs jaarlijks bepaalde
dagen voor vastgesteld. Zonder twijfel speelt het eigenbelang daarbij
eene groote rol, daar zulke diabolische vertooningen eene me-
nigte volks doen toestroomen, het klooster in grooten naam bren-
gen en rijke offergaven aanbrengen.
Het buikopsnijden behoort tot de beroemdste sie-fa of „ver-
derfelijke middelen” der lama’s; want andere soortgelijke, die ook
in zwang zijn, verwekken veel minder opzien en lokken op verre
*) Wat de beide Lazaristen hier en verder over dit onderwerp zeggen,
laten wij geheel voor hunne eigene rekening en verantwoording. Men
zal begrijpen, dat dit zoogenaamde „duivelswerk” tot de vele gooche-
laarskunsten behoort, die in geheel Azie van de Middellandsche Zee tot
Japan voorkomen en waarvan men ook in onze europesche kermistenten
staaltjes ziet, zonder dat het iemand invalt, de arme duivels, die ze ver-
toonen, van een verbond met den Booze te beschuldigen.
na niet zoo vele nieuwsgierigen naar de kloosters. Vele lama’s
lekken gloeijend ijzer met de tong af, of snijden wonden in het
ligehaam, waarvan eene minuut later geen spoor meer te zien is.
Bij al deze goochelkunsten wordt gebeden. Wij hebben een lama
gekend, van wien men beweerde, dat hij in staat was, om door
middel van een eenvoudig tooverformulier eene vaas met water te
vullen. In ons bijzijn was hij daartoe nogtans niet over te halen,
wijl wij van een ander geloof waren en daarom zijn kunststuk
mislukken, ja welligt verderfelijke gevolgen voor hem hebben kon.
Hij zeide ons echter eens het gebed van zijn sie-fa voor. Dat
formulier was kort en bestond in eene aanroeping van den duivel
en diens bijstand. „Ik ken u , gij kent m ij; doe dus thans, wat
ik van u verlang, oude vriend ! Breng water en vul daarmede
deze vaas hier; want wat wil het voor uwe groote magt zeggen,
dat gij eene vaas met water vult? Ik weet, dat gij u eene vaas
vol water duur laat betalen, maar dat schaadt n ie t; doe slechts
wat ik verlang. Later willen wij met elkaar afrekenen, en op den
bepaalden dag moogt gij nemen, wat u toekomt.” Somtijds blijven
deze formulieren zonder werking, in welk geval in plaats van
gebeden allerlei verwenschingen worden uitgebraakt.
Wij vatten het voornemen op, ons naar het klooster Basche
Tschurin te begeven en door onze gebeden de duivelsche aanroe-
pingen der lama’s te schände te maken. Wij wilden ons onder de
menigte mengen en, zoodra dat werk des duivels aanving, onver-
saagd voor het volk optreden en in naam van Jezus Christus hem
plegtig verbieden, van zijne verfoeijelijke magt gebruik te maken.
Wij ontveinsden ons de mogelijke gevolgen van zulk een bestaan
niet en zagen vooruit, met welke woede de aanbidders van Buddha
tegen ons opkomen zouden; welligt kon de dood ons loon zijn
voor dat wij de Mongolen hadden willen bekeeren. Dat echter
mögt ons niet afschrikken; wij hadden dan toch als zendelingen
onzen pligt gedaan. God echter wilde het anders. De oude lama,
van wien wij verhaald hebben, nam zijn pak van den kameel en
sloeg een zijweg in , die längs een heuvel leidde. Achter dien
heuvel, zeide hij ons, hadden chinesche kooplieden op feestdagen
kramen opgeslagen, om gierst, haver- en weitenmeel, vleesch en
tegelthee te verkoopen. Wij hadden sedert ons vertrek van Tscha-
gan Kuren van al deze artikelen veel verbruikt en achtten de ge-
legenheid günstig, om onzen sterk geslonken voorraad weder aan
te vullen. Wij wilden nogtansvons lastvee niet door wijde omwe