flan; hij ontmoette er ook nog Küssen, Hongaren en Vlamingen.
Een kerkzanger, Kobert, was Azie dwars doorgetrokken en stierf
te Chartres; een Tartaar leverde voor het leger van koning Filip
den Schoone de eerste stormkappen; Johan Plano Carpini vond bij
keizer Gayuk een russischen edelman, dien hij Temer noemt, als
tolk. Kooplieden uit Breslau, Polen, Duitschland vergezelden hem
op zijne reis door Tartarije; anderen keerden met hem door Kus-
land terug, meest Genuezen, Pisanen en Venetianen. Twee vene-
tiaansche kooplieden had het toeval tot Buchara doen afdwalen :
zij sloten zieh aan een mongoolschen gezant, aan, dien Hulagu aan
Khubilai zond, vertoefden ettelijke jaren jn China en Tartarije,
bragten een brief van den grootkhan aan den paus naar Europa
over en keerden eindelijk weder naar den khan terug. Een dezer
beide kooplieden nam zijnen zoon mede, den beroemden Marco*
Po lo ; uit de legerplaats van Khubilai namen zij de terugreis naar
Yenetie aan. In de volgende eeuw zijn dergelijke reizen niet minder
gewoon. Men mag veilig aannemen, dat vele europesche avan-
turiers in Azie bleven en aldaar hunne dagen eindigden; anderen
kwamen in hun vaderland terug, verhaalden, wat zij beleefd en
gezien hadden, maakten zieh zonder twijfel aan veel overdrijving
schuldig, maar bragten nevens allerlei fabelen toch vele nuttige
berigten en mededeelingen onder hunne landgenooten. Zoo werd
in Duitschland, Engeland en Frankrijk in kloosters, op ridderlijke
sloten en onder de burgerlieden menig schatbare zaadkorrel uitge-
strooid, die later vruchten droeg. E r vond op die wijze eene ge-
meenschap en uitwisseling tusschen Azie en Europa plaats, die van
oneindig meer belang was, dan alle stoffelijk verkeer. Niet alleen
de handel met zijden stoffen, porcelein en indische producten won
in uitbreiding en gemakkelijkheid, maar ook voor nijverheid en
vertier werden nieuwe wegen geopend. De Europeers leerden uit-
heemsche zeden en gebruiken, tot hiertoe onbekende volken, nieuwe
voortbrengselen kennen; en hun gezigtskring, die na den val van
het romeinsche rijk gelijkelijk beperkt was gebleven, werd aanmer-
kelijk uitgebreid. Men begon thans in de kunsten, de godsdienst
en de talen der aziatische volken belang te stellen, en te Parijs
werd zelfs het plan opgevat, om aan de universiteit een leerstoel
voor de tartaarsche taal op te rigten. De aardrijkskundige weten-
schap ging met reuzenschreden vooruit, en de toch reeds avan-
tuurlijke geest der toenmalige Europeers legde zieh op ontdekkin<ren
op het gebied der landen- en volkenkunde toe. Toen ons halfrond
allengs naauwkeuriger bekend werd, begon men het bestaan eener
tweede hemispheer niet maar zoo geheel meer naar het rijk der
fabelen te verwijzen. Columbus wilde Marco Polo’s Zipangri op-
zoeken en vond Amerika.
De Mongolenstorm liet in het Oosten diepe sporen achter.
Daartoe behooren de omverwerping van het khalifaat, de vernieti-
ging der Bulgaren, Kumanen en andere noordelijke volken. De
staat van kwijning en uitputting, waartoe de Volkeren van Hon-
garije vervielen, maakte het den Moskovieten mogelijk, het mon-
goolsche juk weder af te schudden en thans op hunne beurt die
nomaden te bedwingen. China kwam onder vreemde overheersching,
en in Thibet even als in Mongolie werd de uit Indie overgebragte
godsdienst algemeen. Enkele der toenmaals opgedrongen nieuwig-
heden hielden op den duur stand; daartoe behoort de invoering
der indische cijfers in China, de kennis der astronomische metho-
den, waarvan de Muzelmannen zieh bedienen, de vertolking van
het N. T. en de Psalmen in de mongoolsche taal, welke de latijn-
sche bisschop van Khan-Balek (Khambalu: Peking) bezorgde; ein-
lijk de Lamahierarchie, op de leest geschoeid van die van het
pauselijke hof; zij werd tot stand gebragt door de ineensmelting
der overblijfselen van het Nestorianismus, dat in Mongolie ver-
breid was, met de leerstellingen van het Buddhismus. Daarentegen
bleef van de handelsbetrekkingen der Westerlingen schier geen spoor
meer over. De Aziaten hebben op de kundigheden van ons, kin-
deren van het Westen, doorgaans zeer uit de hoogte neergezien en
weinig nut daaruit getrokken.
Lang voordat de kruistogten en de mongoolsche volksverhuizing
het wederzijdsch verkeer tusschen Westen en Oosten aanwakkerden,
waren de meeste uitvindingen van het einde onzer middeleeuwen
aan de Aziaten reeds sinds eeuwen bekend. De polariteit van den
magneet was in China reeds in de grijze oudheid waargenomeu en
tot de scheepvaart dienstig gemaakt. Zoowel de Hindo’s als de
Chinezen kenden het buskruid. Deze laatsten hadden in de tiende
eeuw „donderwagens,” die eene soort van kanonnen schijnen te
zijn geweest; de door vuur voortgeslingerde steenen, waarvan in
de geschiedenis der Mongolen zoo gedurig gewaagd wordt, moeten
op iets soortgelijks doelen. Toen Hulagu tegen Perzie optrok, had
hij eene afdeeling chinesche artilleristen onder zijne troepen. De
eerste uitgaaf der classieke boeken, die in houten blokjes gesneden
en daarmede gedrukt werd, is van het jaar 952 na Christus. Het