k en , bijeen en beval, de over zee aangekomen duivels te tüchtigen
, om lum voor goed schrik aan te jagen. Vervolgens vroeg
hij den geheimen raad naar zijn gevoelen. De vier Mandschu-ra-
den zeiden: „Tscfte, tsche, tsche, Tschu, dse ti, Fan f u , d .i. Ja ,
ja , ja , dat is de wil van den H e e r i” De vier ehinesche raden
zeiden: „Sehe, ssche, ssche, Hoang tsekang ti, tien ngen: J a ,
j a , j a , dat is de hemelsehe weldaad des keizers! ” — Dat was de
gansclie beraadslaging. De zaak is authentiek, want Ki Schan was
een der geheime raden. Hij verhaalde ons, dat hij voor zijn per-
soon overtuigd was geweest, dat de Chinezen met de Europeers
onmogelijk oorlog voeren konden, zoo lang zij hunne wijze van
wapening en krijgvoering niet geheel veranderden, maar dat hij zieh
toch wel wachten zou, dit aan den keizer te zeggen, daar zijn raad
toch vruehteloos zijn en hem misschien het leven kosten zou.
Onze goede verstandhouding en drukke verkeering met den
regent, den chineschen gezant en den gouverneur der Katschi’s
verschafte ons veel aanzien, en dagelijks nam het aantal dergenen
toe, die ons bezochten en van het Christendom iets hooren wilden.
Dat leverde goede uitzigten op; slechts bedroefde het ons, dat wij
niet ook de feesten onzer kerk met meer pracht en luister vieren konden.
De Thibetanen zijn, gelijk wij reeds meermalen opmei'kten,
zeer godsdienstig, maar niet tot mysticism us o verhellende, met uit-
zondering van enkele lama’s , die op bergen en in spelonken wonen.
Zij voeden hun godsdienstig gevoel niet in de diepte des harten,
maar doen dat gaarne door uiterlijke handelingen blijken. Yandaar
zijn de bedevaarten, de drukke ceremonien in hunne kloosters, het
nederknielen op hunne platte daken zoo naar hunnen smaak. Zij
hebben steeds den rozekrans in de hand, en prevelen gebeden, ook
terwijl zij ander werk verrigten. Te Lha Ssa heerseht een treffend
gebruik. Wanneer de dag ten einde loopt, staakt ieder zijnen
arbeid, en mannen, vrouwen en kinderen verzamelen zieh, naar
kunne en leeftijd verschiffende groepen vormende, in de onder-
scheidene stadswijken, op de pleinen en marktplaatsen. Allen hur-
ken neder en zingen met half gesmoorde stem gebeden op. Deze
zangkoren, om ze zoo eens te noemen, van al die ontelbare ge-
loovigen klinken in magtige harmonie door de gansche stad en
hebben iets wonderlijk hartverheffends, iets wezenlijk plegtigs.
Toen wij voor de eerste maal getuigen van dit schouwspel waren,
maakten wij onwillekeurig vergelijkingen tusschen deze heidensche
stad, waar allen in gemeenschap biddend nederknielen, en de steden
van Europa, waar men zieh schaamt, in het openbaar het
teeken des kruises te maken. De gebeden, welke de Thibetanen
bij deze avonddiensten opzingen, zijn naar de bijzondere jaargetij-
den verschiffend; het rozenkransgebed is nogtans altijd hetzelfde en
bestaat eenvoudig uit de tien lettergrepen: Om, mani padme hum!
Dit formulier noemen de Buddhisten bij verkorting Mani; het is
in aller mond, en men vindt het overal geschreven, op straten,
pleinen en op de wanden van het vertrek. Alle wimpels op de
daken en boven de deuren zijn met een Mani in ’t mongoolsch en thi-
betaansch bedrukt. Yele zeer ijverige Buddhisten onderhouden op
hunne kosten een aantal lama’s , die iets van de beeldhouwkunst
verstaan, om deze Mani’s overal aan te brengen. Men ontmoet
deze eigenaardige klasse van zendelingen zeer dikwijls; zij trekken
met beitel en hamer over berg en dal en door de woestijn, om
het heilige formulier op losse steenen of in de rotsen te graveren.
Volgens Klaproth is Om, mani padme hum slechts de thibetaansche
omschrijving van een Sanskrit formulier, dat uit Indie naar Thibet
kwam. De beroemde Hindo Tonmi Sambhodha voerde in het midden
der zevende eeuw van onze tijdrekening het gebruik der schrijf-
letters in Thibet in ; doch het Landza-alphabet, dat hij aanvankelijk
gebruikte, scheen den koning Srong Bdzan Gombo te ingewikkeld
en te moeijelijk, weshalve hij den Hindo aanspoorde, een ander
uit te vinden, dat ligter te leeren was en beter met de thibetaansche
taal strookte. Tonmi Sambhodha vermeed nu een tijdlang
affen omgang met menschen en dacht de thibetaansche letters uit ,
die heden nog in gebruik zijn; hij nam daarbij de sanskritsche
teekens tot model en voorbeeld. Ook wijdde hij den koning in de
geheimenissen van het Buddhismus in en leerde hem het formulier
Om, mani padme hum, dat vervolgens al spoedig door geheel Thibet
en Mongolie verbreid werd. In het Sanskrit heeft dit een vol-
ledigen zin, eene beteekenis, die aan geen twijfel onderhevig i s ;
in het thibetaansche taaleigen is zulks niet het geval. Om is bij
de Hiudo’s de mystische benaming der godheid, waarmede affe gebeden
beginnen ; zij bestaat uit A, den naam van Wischnu, 0 ,
den naam van Siwa, en M , den naam van Brahma. Dit geheim-
zinnige woord is ook zoo veel als de uitroeping: 0 ! en drukt eene
diepe godsdienstige overtuiging uit; het is eene soort van geloofs-
belijdenis. Mani beteekent juweel, of eene kostbare zaak; padma
de lotusbloem; padme is de vocativus van hetzelfde woord; hum is
een woord, dat wensch of verlangen uitdrukt; het is eenigermate
21*