getal der, zoo als men weet, een ongehuwd leven leidende lama’s
gaarne zien aangroeijen, opdat de bevolking in Mongolie niet al
te zeer toeneme. Zij kan de gedachte aan de voormalige magt en
grootheid der Mongolen, die eens China beheerschten, niet van
zieh afzetten; zij is bedueht voor nieuwe invallen en wil het volk,
dat door haar gevreesd wordt, zoo veel mogelijk verzwakken; want
Mongolie, hoewel in verhouding tot de groote uitgestrektheid slechts
zeer dun bevolkt, zou toch nog altijd wel in Staat z ijn , om een
geducht leger op de been te brengen. Een opperlama, de guison-
tamba b. v., had sleehts te wenken, en alle Mongolen van de
grenzen van Siberie tot die van Thibet zouden opstaan als een
eenig man en den weg inslaan, hun door hun Heilige aangewezen.
Nu de laatste twee eenwen leven deze volken in diepen vrede en
schijnen juist daardoor veel van hun krijgszuchtigen aard verloren
te hebben; doch de neiging tot krijgsavonturen schuilt altijd nog
in hen en de geheugenis aan hun grooten khan Tscheng-Kis, die
met hen eene wereld veroverde, is nog niet uitgewischt. Hij speelt
eene groote rol in hunne sagen en vertellingen en houdt hunne
verbeeldingskracht voortdurend bezig.
In de Blaauwe Stad onderhielden wij ons met vele lama’s uit
de beroemde kloosters, om naauwkeurige berigten omtrent den toe-
stand van het Buddhismus in Mongolie en in Thibet in te winnen.
Wij vernamen hier, even als te Tolon Noor, dat de leer des te
zuiverder en helderder verkondigd werd, naarmate wij verder naar
het westen kwamen. De stad Lha-Ssa moest het eigenlijke brand-
punt zijn, waarvan alle lichtstralen uitgingen; ze werden flaauwer
en matter, hoe verder zij zieh van dat middelpunt verwijderden.
Zoo zeiden ons alle monnikken, die eens in Thibet geweest waren.
Wij hadden een lang gesprek met een thibetaanschen lama.
Zijne opmerkingen over godsdienst deden ons niet weinig verbaasd
staan. Een overzigt van de christelijke leer, dat wij hem gaven,
scheen hem daarentegen hoegenaamd niet te verrassen, terwijl hij
verzekerde, dat al, wat wij gezegd hadden, van het geloof der
opperlama s in Thibet volstrekt niet afweek. „Men moet zieh wel
wachten,” zeide h ij, „de godsdienstige waarheden met de vele bij-
geloovigheden te verwarren, waarin de ligtgeloovigheid der onwe-
tenden behagen schept. De Mongolen zijn onnoozele lieden en
buigen zieh voor a l, wat hun in den weg komt; in hunne oogen
is alles B o r h a n . Zij stellen alles op gelijke lijn, lama’s en ge-
bedeboeken, tempels en kloostergebouwen, ja zelfs steenen en beenderen,
die zij op de bergen in hoopen dragen; bij elken voetstap
werpen zij zieh op de aarde, brengen de gevouwen handen aan
het hoofd en roepen: Borhan! Borhan!” — „Maar gelooven de
lama’s dan ook n ie t, dat ontelbare Borhans voorhanden zijn ? ” —
„Er is slechts een eenige Schepper van alle dingen, en die is zon-
der aanvang en zonder einde. In Dschagar (Indie) noemt men
hem B u d d h a , in Thibet heet hij S am t s c h e h M i t s c h e b a t ,
de eeuwig almagtige; de Dscha Mi (de Chinezen) kennen hem als
E o , en de Sok po mi (de Mongolen) als B o r h a n .” — „Gij zegt,
dat Buddha een isj maar wat zijn dan de tale lama te Lha-Ssa,
de bandschan van Dschaschi Lumbo, de tsong kaba der Sifan, de
kaldan van Tolon Noor, de guison-tamba van Groot-Kuren, de ho-
bilgan in de Blaauwe Stad, de hotoktu in Peking, en al de vele
schaberons *) in de kloosters der Mongolen en Thibetanen ? ” —
„Die zijn allen Buddha’s.” —• „Is dan Buddha zigtbaar?” —
„Neen, hij is zonder ligehaam; hij is slechts een geestelijk wezen.” —
„Dus is Buddha eene eenheid, en toch zijn er ontelbare Buddha’s ,
als de schaberons en anderen. Buddha is zonder ligehaam, men
kan hem niet zien, en toch zijn de tale lama, de guison-tamba en
alle overige schaberons zigtbaar en hebben een ligehaam, even als
gij en wij ? Hoe wilt gij dat verklären ? ” Hij breidde de armen
uit en sprak op plegtigen toon: „Deze leer is de wäre; zij is de
waarachtige leer, die uit het westen komt; doch zij is ondoorgron-
delijk diep, en laat zieh niet ten volle verklären.”
Wij mogten met grond verwachten, onder de lama’s in Thibet
een Symbolismus te vinden, dat meer gelouterd was, dan het ge-
meene volksgeloof, en werden daardoor in ons voornemen versterkt,
om verder naar het westen door te dringen. Toen wij vertrekken
wilden, lieten wij den waard roepen, om ons gelag te betalen.
Hij zeide ons echter: „Wij willen niet rekenen; legt driehonderd
sapeken in de kas, en daarmee goed. Gij kunt dan mijne herberg
„In de drie volmaaktheden” aanbevelen. Eeist voorspoedig! ”
*) Schaberons heeten allen, die na lmnnen dood verschillende vleescli-
Wordingen ondergingen. Zij worden als levende Buddha’ä beschouwd.
9