De veroveringen van Dschingiskhan en zijne opvolgers, als-
mede later die van Tamerlan (Timur) in de tweede helft, der veer-
tiende eeuw, hebben althans even veel, zoo niet meer, dan de
kruistogten bijgedragen, om de betrekkingen tusschen Europa en
de verre deelen van Azie te verlevendigen en ontdekkingen mo-
gelijk te maken, die voor den vooruitgang van kunsten, weten-
schappen en scheepvaart van groot belang werden. In eene ver-
handeling „Over de staatkundige betrekkingen tusschen de christe-
lijke vorsten en de mongoolsche keizers” heeft Abel Bemusat dit
onderwerp zeer aantrekkelijk behandeld. Wij ontleenen daaruit de
volgende bijzonderheden.
Toen de stadhouders en eerste nakomelingen van Dschingiskhan
tot naar Westazie opdrongen, zöchten zij nog geenerlei ver-
bond te sluiten ; zij legden aan sommigè vorsten schatting op en
bragten andere onder hunne heerschappij ; tot die eersten behoor-
den de Georgiers en Armeniërs. De Franken in Syrie, de konin-
gen van Hongarije en zelfs de duitsche keizers hadden dreigende
aanmaningen en eischen van de hand te wijzen, even als ook de
paus en de koning van Erankrijk. De Tartaren boezemden het
Westen nogtans zulk een geweldigen schrik in , dat men niet waag-
d e , op hunne eischen op vasten toon te antwoorden. Men zocht
hen tot toegevendheid te bewegen, trachtte een verbond met hen
tot stand te brengen en gaf zieh alle moeite, om hen tegen de
Muzelmannen in het harnas te jagen. Zulks zou nogtans bezwaar-
lijk gelukt zijn, indien niet de oostersche Christenen als vazallen
der Mongolen den invloed, dien zij bij de veldheeren en vorsten
erlangden, met ijver hadden weten te doen gelden. Werkelijk lie-
ten zieh de Mongolen tot den oorlog tegen den sultan van Aegypte
bewegen. Zoo was de staat van zaken in het tijdvak van 1224
tot 1262.
In de daarna volgende période werd het khalifaat verwoest
en in Perzie een mongoolsch vorstendom gegrondvest, dat aan den
staat des sultans van Aegypte grensde. Tusschen beide naburen
ontstond eene spanning, die door de Christenen nog vergroot werd.
Het rijk der Mongolen was verdeeld ; die in Perzie hadden behoefte
aan hulptroepen, die hun door hunne armenische vazallen geleverd
werden; het waren de Franken, welker magt destijds reeds gedaald
was, doch welke men door nieuwe kruistogten welligt weder op
kon beuren. De Mongolen vroegen in het Westen ondersteuning
aan ; zij vereenigden in dit opzigt hunne bemoeijingen met die der
I Georgiers en Armeniers, der kruisvaarders pp Cyprus en van de
I pausen. Vroeger hadden de Tartaren gedreigd, thans lieten zij
I het aan smeekingen niet ontbreken; zij zonden twintig gezanten
I naar Italie, Spanje, Erankrijk en Engeland, en ’t was geenszins
I hunne schuld, dat niet andermaal kruistogten ondernomen werden.
Voor ons is hier slechts van belang, dat wij nagaan, hoe diep
{ deze betrekkingen tusschen het Westen en de Mongolen op het le-
■ ven inwerkten. Er stonden twee geheel verschillende cultuurtoe-
I standen — twee stelseis van beschaving, om het zoo uit te druk-
1 ken — nevens elkander, in 5t Westen de een, de andere in het
I verre Oosten. Beiden waren onafhankelijk, zonder onderlingen za-
I menhang of wederzijdschen invloed ontstaan; zij hadden zieh geheel
I zelfstandig ontwikkeld en gevormd. Eensklaps brengt een zamen-
I loop van omstandigheden te weeg, dat beiden met elkander in
I aanraking komen, niet alleen door gezantschappen, maar op hon-
I derdvoudige wijze, inzonderheid door reizigers, door koop- en
t krijgslieden. De mongoolsche golfslag overstroomde wijd en zijd
de meest verschillende staten en landen, vulde tusschenruimten
[ aan, wierp scheidsmuren omver, bragt de volken elkander nader,
I en gedurende de lang aanhoudende oorlogen werden vele duizenden
I van Soldaten ver van hun vaderland weggerukt. Köningen, gezan-
i ten, missionarissen bezochten vreemde landen. Hayton van Ar-
I menie, de beide Davids van Georgie kwamen t.ot diep in Binnen-
I azie; Taroslaf, grootvorst van Susdal en vazal der Mongolen, ver-
I scheen aan het hof van Karakorum, waar de keizerin, moeder van
I keizer Gayuk, hem moet vergiftigd hebben. Vele monnikken uit
Italie, Erankrijk en Viaanderen werden met diplomatieke lastbrie-
I ven naar den grootkhan afgezonden. Voorname Mongolen kwamen
naar Borne, Barcelona, Valencia, Lyon, Parijs, Londen en Northampton;
een franciscaner monnik werd aartsbisschop van Peking
j en zijn opvolger was een professor der theologie uit Parijs. En
| hoe vele westerlingen kwamen als slaven, als kooplieden, als rei-
I zenden, welke de nieuwsgierigheid dreef, tot in streken, die vroeger
geheel onbekend geweest waren! De eerste gezant, dien de
Tartaren aan den koning van Hongarije zonden, was een verban-
| nen Engelschman, die Azie in alle mogelijke rigtingen doorkruist
en ten laatste bij de Mongolen dienst genomen had. Een francis-
I caner broeder uit Viaanderen trof achter in Tartarije eene vrouw
I uit Metz, die uit Hongarije was weggevoerd, een parijschen goud-
j smidsgezel en een jongen mensch uit de omstreken van Bouaan
1*