De gebeden der lama’s bij dergelijke geneeskuren zijn dikwijls
met gruwelijke plegtigheden verbonden. Toen broeder Huc aan
het hoofd der kleine Christengemeente in het dal der Zwarte Wa-
teren stond, verkeerde hij veel met eene mongoolsche familie, om
zieh in de taal te oefenen en zeden en gebruiken nader te leeren
kennen. Eens lag de oude moei van den edelen Tokura, het
hoofd dier familie, aan de anderdaagsche koorts. Tokura zeide:
„Ik zou gaarne den lamadoctor laten komen, maar als hij zegt,
dat hier een tschütgur in het spei i s , wat dan te doen P Ik kan
de kosten onmogelijk goed maken.” Na eenige dagen besloot hij
evenwel toch, den doctor te halen, en thans bleek, dat zijne be-
zorgdheid niet zonder grond was geweest. De lama verklaarde,
dat wel degelijk een duivel werkzaam was en dat men dien ten
spoedigste moest uitdrijven. In aller ijl nam hij daar dan ook
maatregelen toe. Dien avond waren niet minder dan acht lama’s
in de tent bijeen. Zij fatsoeneerden uit gedroogde kruiden eene
groote p o p , die zij den duivel der booze koorts noemden. Deze
werd aan een paal voor de kranke neergezet. ’s Nachts te elf uur
begon de eigenlijke ceremonie. De lama’s schaarden zieh achter
in de tent in een kring en maakten met hunne cimbels, zeeschel-
p en , tamboerijnen en klokken eene ijsbaarlijke muziek. Naar voren
sloten de leden der uit negen hoofden bestaande mongoolsche familie
dezen kring; ze zaten zij aan zij gehurkt; de oude lag op
de knieen tegenover de duivelspop. Voor den doctor stond een
groot koperen bekken, waarin gierst en eenige uit meeldeeg gebGet-
seerde figuren lagen. Eenige brandende argols kwalmden en wier-
pen een flaauw, fantastisch licht op dit zonderlinge tooneel. Thans
werd een teeken gegeven, en daarop begon het lama-orkest eene
muziek, waarvoor de duivel zelf wel de vlugt moest nemen, al
wäre hij ook nog zoo onverschrokken en koppig geweest. De
zwarte lieden, d. i. de niet-geestelijken onder de aanwezenden, sloe-
gen met de handen de maat tot de muziek en het gehuil, dat
bidden voorstellen moest. Vervolgens zweeg de heische muziek,
de groote lama opende het boek, waarin de bezwering stond, en
legde het op zijne knie. Terwijl hij zong, nam hij uit het koperen
bekken eenige korrels gierst en strooide die in de tent rond.
De opperlama bidt gewoonlijk alleen, nu eens op klagenden, ge-
smoorden toon, dan weder luid en schreeuwerig. Menigmaal viel
hij uit de maat; hij scheen alsdan in hevige gramschap ontstoken
en voer onder driftige gebaren als razend tegen de pop uit. Toen
deze bezwering ten einde was, strekte hij beide armen regts en
links u it, ’tgeen een teeken was voor de overige lama’s , die nu
eene versnelde muziek lieten hooren. De Mongolen sprongen haastig
op, liepen de een achter den ander om de tent rond, en huilden
en schreeuwden, dat u de hären ten berge rezen. Na driemaal de
ronde om de tent te hebben gedaan, waarop zij met stokken sloe-
gen, kwamen zij weder binnenstormen en üamen hunne vroegere
plaats in. Alle aanwezenden bedekten het gelaat met de handen;
de opperlama stak de pop in brand. Toen de vlam opsloeg, begon
de lama luid te gillen en alle anderen deden hetzelfde. De
zwarte mannen pakten den brandenden duivel op en slingerden
hem ver van de tent op het gras. Terwijl daar de duivel der
booze koorts onder de vervloekingen en verwenschingen der om-
standers tot asch verteerde, zaten de lama’s in de tent en prevel-
den gebeden. Toen de duivel geheel verbrand was en de zwarte
mannen in de tent terugkeerden, volgde eene pauze en daarop een
vrolijk gejuich en schaterend gelach, waarna het gansche gezelschap
met vlammende toortsen de tent verliet. De zwarte mannen open-
den den tre in ; achter hen kwam de door de koorts geplaagde
moei, door twee leden der familie onder de armen gesteund; als
achterhoede volgden de acht lama’s , die thans weder hunne heische
muziek lieten hooren. De oude werd in eene andere tent gebragt,
nadat de doctor verklaard had, dat zij gedurende eene volle maand
hare oude woning niet weder betreden mögt.
Na deze vreemde behandeling was de zieke, werkelijk genezen;
de koortsaanvallen bleven uit. De lama had het zoo ingeiigt, dat
de ceremonie begon, toen de koorts aan het opkomen was. De
hevige opgewondenheid en de kracht der verbeelding hadden nog-
tans het hare gedaan, om den aanval te breken.
De meeste lama’s geven zieh moeite, om de Mongolen in
hunne ligtgeloovigheid en vooroordeel te versterken, ten einde hen
des te gemakkelijker te kunnen uitplunderen. Enkele geestelijken
waren nogtans openhartig genoeg, om ons te bekennen, dat dub-
belzinnigheid en bedrog bij hunne ceremonien eene hoofdrol speien.
De prior van een lamaklooster zeide ons: „Dat men gebeden opzegt,
als een mensch ziek wordt, is goed en wel, want Buddha
is heer over leven en dood; hij beschikt en verordent, hoe de
wezens uit het een in het ander overgaan (zielsverhuizing). Het
is ook doelmatig, geneesmiddelen aan te wenden, want hunne heel-
kracht komt van Buddha. Mogelijk is ook, dat de tschütgur zieh
6