V E E R T IE N D E H O O F D S T U K .
Het lamaklooster Tschogortan. — Bespiegelende lama’s. —- Herders-
lamds. — Buddhistische leerstellingen. — Verhondiging van de
Buddhaleer in China. — Be zwarte tenten. — Zeden en gebrui-
hen der Si fa n . — Be yak o f langharige os. — Bene lamakroniek
over den oorspramg der volhen. — Het plantenrijk. — Indeeling
der argols. —■ B,ooversgeschiedenissen. — Oprigting van
de vredespyramide. — Vertrete naar den KurKurNoor.
H e t was thans in de maand Mei, maar wij vonden ijs in
de beek in het dal van Tschogortan, en nog was geen groen te
zien. Een zwaarlijvige lama leidde ons onze woning binnen, waarin
nog den dag te voren eenige kalveren gehuisd hadden. Overigens
was ons nog het beste vertrek aangewezen, waarover men te beschikken
had. Tschogortan ligt uiterst schilderachtig. De woningen
der lama’s zijn aan den voet van een hoogen, steil afhellenden
berg aangebragt en door oud geboomte, waarin kraaijen en raven
nestelen, overschaduwd. Aan de beek hebben de lama’s vele dämmen
opgeworpen, om aan de tschukor of bidmolentjes gedurig water
te geven. Yerder achter in het dal en längs de heuvels hebben
de Si fan hunne tenten opgeslagen; hier en daar grazen geiten
en yaks. In den steilen berg wonen op schier ontoegankelijke
plaatsen vijf lama’s , die zieh geheel aan de bespiegeling hebben
overgegeven, eenigen in holen, anderen in houten cellen, die als
zwaluwnesten aan den berg hangen; men kan zonder ladders niet
op- of afkomen. Een dezer heremieten heeft zieh geheel uit het
leven teruggetrokken en alle verkeer met de buitenwereld afgebro-
ken; hij trekt den hem toegelegden proviand aan een touw naar
boven. Deze arme monnikken weten eigenlijk zelven niet, waarom
zij zulk een bespiegelend leven leiden; het was, zeiden zij ons,
wijl vele heilige lama’s voor hen hetzelfde gedaan hadden. Voor
’t overige waren zij goede, eenvoudige en welmeenende menschen,
die hun tijd met bidden sieten en al wier verder levensgenot in
slapen bestond.
Andere lama’s bezorgden het horenvee, voerden een twintigtal
ossen, molken de koeijen, fokten kalveren op, en maakten boter
en kaas. Hiermede hadden zij volop te doen; tot bidden schoot
er zeker weing tijd over, en Tsong Kaba’s naam hoorden wij hen
slechts aanroepen, als de ossen balsturig of de kalveren al te dartel
waren. Zij bezochten ons dikwijls en bekeken dan vooral onze
boeken; wanneer zij ons schrijvende vonden, vergaten zij ossen en
koeijen, volgden met nieuwsgierig oog den loop onzer ravenpennen
en konden de fijnheid onzer letters niet genoeg bewonderen. Het
beviel ons te Tschogortan boven verwachting; wij waren volkomen
vrij en hadden met Sandara niets meer te maken; in het thibe-
taansch konden wij ons alleen redden, en wij vertaalden een klein
werk: D e tw e e e n v e e r t i g p u n t e n d e r o n d e rwi j z i n g ,
we l k e B u d d h a g e g e v e n heef t . Wij bezaten er eene prächtige
uitgave van in vier talen, het thibetaansch, mongoolsch, mand-
schu en chineesch. De lama’s honden Schakya-Muni voor den
vervaardiger. Het boek bevat voorschriften en aanwijzingen tot
een deugdzaam leven, en staat in groot aanzien. Wij willen hier
eenige uittreksels geven.
I. Buddha, het hoogste der wezens, sprak, toen hij zijne
leer openbaarde: „Er zijn tien goede en tien booze handelingen
voor de levenden. Yan de tien siechten komen drie op het ligchaam,
vier op het woord, en drie op den wil. De drie des ligchaams
zijn: moord, diefstal en onreine handelingen. De vier des
woords zijn: gesprekken, die tweedragt stichten, beleedigende vloe-
ken, onbeschaamde leugens en huichelachtige woorden. De drie
des wils zijn: nijd, toorn en booze gedachten.”
II. Buddha enz.. .sprak: „De booze mensch, die den goeden
mensch lästert, gelijkt den zinnelooze, die met achterover gebogen
hoofde ten hemel spuwt, want zijn uitwerpsel treft niet den
hemel, maar valt op hemzelv’ terug. Hij gelijkt ook den zooda-
nige, die tegen den wind in stof op de menschen werpen wil;
het stof bezoedelt die menschen niet, maar maakt hemzelf vuil.
Wie goede menschen vervolgt, zal door ongeluk te gronde gaan.”
TTT. Buddha enz. sprak: „Er zijn onder den hemel twintig
zware dingen. 1. Arm en behoeftig te zijn en toch weldaden te