E L F D E H O O E D S T U K .
Herierg „In de geregtigheid en de erlarming.” — L e provincie Kan
Su. — JJkkerbouw en beioatering. — King Hia. — Herberg „Le
v ijf gelukzaligheden.” — Zandbergen. — L e weg naar Hi. —
L e groote mwwr. — L e Lschiahurs. — Gesprek met een levenden
Buddha. — Herberg „In het gematigd climaat.” — Het Ping
Keu-gebergte. — Watermolem. — Si Hing Fu. — Aankomst
te Tang km eül.
S ed e rt wij het dal der Zwarte Wateren verlaten hadden, waren
twee maanden verloopen. Wij hadden veel ongemakken ver-
duurd en schoon onze gezondheid ook al niet geleden had, toch
behoefte aan eenige rust, die wij te Sehe tsüi dze hoopten te vin-
den. Deze kleine grensstad is van den Hoang Ho slechts door
eene strook zandig land gescheiden. Wij namen onzen intrek in
de herberg „In de geregtigheid en de e r b a rm in g Jen y tim. Het
huis was nieuw en met uitzondering van de gemetselde fundamenten
geheel van hout. De waard ontving ons uiterst beleefd; hij
zelf was buitengewoon leelijk en scheel aan beide oogen, maar zijne
tong was des te rapper. Hij was, naar zijn zeggen, vroeger sol-
daat geweest, had veel gezien, gehoord en bijgewoond, kende alle
landen en alle menschen, en wij wonnen bij hem allerlei voor ons
nuttige berigten in. Hij kende ook het land aan den Ku-Ku-Noor
en had aan den oorlog tegen de Si fan deelgenomen. Den vol-
genden morgen bragt hij ons een blad papier, waarop de namen
van al de plaatsen opgeteekend stonden, welke wij in de provincie
Kan Su moesten aandoen. Sehe tsui dze ligt in de spits van
een hoek, die door den Hoang Ho en de Aleschangebergten ge-
vormd wordt. De rivier stroomt längs donkere heuvels voort,
waaruit steenkolen getrokken worden, waaraan de bewoners hunne
welvaart verschuldigd zijn. In de voorsteden geeft het bakken van
steengoed, dat in geheel Kan Su aftrek vindt, veel levendigheid
en vertier. Levensmiddelen zijn in menigte voorhanden en bijzon-
der goedkoop; van deur tot deur voortkruijende gaarkoks brengen
allerlei spijzen in de huizen: soep, ragouts van schapen-en ossen-
vleesch, groenten, gebak, pastijen en zoo al meer. De meeste de-
zer koks zijn Muzelmannen; zij dragen een blaauw kapje en onder-
scheiden zieh daardoor van de Chinezen.
Na twee dagen braken wij weder op. De omtrek is zandig
en kan niet bebouwd worden, daar de rivier hem overstroomt;
verder landwaarts in wordt de grond reeds beter. Omtrent een
uur van Sehe tsui dze gingen wij door den grooten muur, die
hier echter nog slechts eenige puinhoopen vertoont. In het ge-
deelte van de provincie Kan Su, dat wij doortrokken, waren alle
velden kunstig bewaterd; men heeft er met veel moeite kanalen
gegraven, welke de Hoang Ho spijst; uit de breedere grachten
schieten kleiner slooten u it, en overal heeft men het in zijne magt,
om door eenvoudige sluizen den waterstand naar welgevallen te
regelen. De verdeeling van het water heeft met groote zorg en
regelmatigheid plaats. Dorpen ziet men niet veel, maar wel vele
verstrooide hoeven midden in de velden; hoven of lusttuinen zijn
er niet; het land is voor den graanbouw bestemd en slechts bij
de huizen staan enkele boomen. Niet eens zoo veel plaats laat
men ongebruikt, dat de van den akker aangebragte schoven ergens
op eene binnenplaats behoorlijk kunnen worden opgehoopt; want
zulk eene binnenplaats heeft men niet en men pakt het stroo digt
om het huis en tot aan het dak op. Op dagen, dat alle akkers
bewaterd worden, waant men zieh in het overstroomde Nijlland
verplaatst. De boeren roeijen in kleine bootjes op hunne velden
rond of rijden op ligte karren met verbazend hooge räderen
, waarvoor zij buffels gespannen hebben. Uit de chinesche
jaarboeken blijk t, dat dit deel van Kan Su eertijds door Mongolen
bewoond werd, die men Kao Tsche of „hooge räderen” noemde.
Yoor den reiziger zijn deze bewateringen zeer lästig, want zij
overdekken de wegen met slijk, waarin de kameelen gedurig uit-
glijden.
Tegen den avond kwamen wij in het dorp Wang ho po, waar
wij niet zulke gemakken vonden, als in de stad; de waard gaf ons
slechts water, kolen en een ketel; koken moesten wij zelven. Een
weinig na ons kwam eene karavaan a an ; het waren chinesche koop