met de buddhistische genealogie bezig houden, verklären, hoe de
bandschan, na zoo vele en wonderdadige vleeschwordingen in Hindostán,
in Thibet wederom versehenen is en zijn verblijf te Dscha-
schi Lumbo heeft genomen. Hij Staat in bijzonder groot aanzien;
de Thibetanen, Mongolen en andere Buddhisten betitelen hem niet
anders, dan den „grooten heilige,” en zoo vaak zij zijn naam noe-
men, vouwen zij de handen en slaan de oogen ten hemel. Zij be-
weren, dat hij alles weet, dat hij, zonder ze ooit geleerd te heb-
ben, alle talen der aarde kan spreken en zieh dus met de pel-
grims uit alle landen onderhouden kan. Vooral de Mongolen zijn
van zijne verheven eigenschappen zoo stellig overtuigd, dat zij in
alle gevaren hem als den iókte, den heilige, aanroepen. Ook de
pelgrims, die naar Thibet komen, verzuimen niet, Dschaschi Lumbo
te bezoeken en den bandschan offergaven te brengen. De mon-
goolsche karavanen brengen jaarlijks ongehoorde sommen naar die
stad. De bandschan neemt het goud en zilver der geloovigen en
vereert hun daarvoor lapjes van zijne afgelegde kleeren en reepjes
papier, waarop thibetaansche spreuken te lezen staan, alsmede
kleine figuurtjes van gebakken leem en roode pillen, die alle
bedenkelijke ziekten en kwalen genezen. De pelgrims nemen al
zulke nesterijen met den diepsten eerbied aan en doen ze in een
zakje, dat zij steeds bij zieh dragen. Allen, die naar Dschaschi
Lumbo ter beevaart trekken, wereldlijken en geestelijken, mannen
en vrouwen, treden in de door den bandschan rembutschi opge-
rigte broederschap der Kelans. Nagenoeg alle Buddhisten achten
het een geluk, daartoe te behooren, en men kan thans reeds voor-
zien, dat deze vereeniging in ’t vervolg eens in Bovenazie ook
groote politieke gebeurtenissen zal na zieh slepen. Reeds tegen-
woordig is men op eene groote catastrophe bedacht, omtrent welke
allerlei profetien in omloop zijn. Men zegt namelijk, dat, als de
heilige van Dschaschi Lumbo, de bandschan rembutschi, weder
sterft, hij alsdan niet, gelijk tot hiertoe, in dit gedeelte van Thibet
weder vleeschelijk opstaan zal, maar in ’t noorden van Thibet,
in de door de Urianghai bewoonde steppen, in Thian schan pe lu,
tusschen de Hemelsgebergten en den Altai. Verscheiden jaren lang
zal hij onbekend blijven en in de afzondering door gebed en goede
werken zieh tot de groote dingen voorbereiden, waarvan de toe-
komst zwanger gaat. Alsdan zal de godsdienst van Buddha in
het harte van velen zwak worden en slechts onder. de leden der
Kelanbroederschap levendig blijven. In dien ongelukkigen tijd
zullen de Chinezen in Thibet een overwegenden invloed verkrijgen,
over bergen en dalen zieh uitbreiden en alles doen, om de heer-
schappij van den tale lama aan zieh te trekken. Zulks zal echter
niet van langen duur zijn; in een algemeenen opstand zullen de
Thibetanen naar de wapens grijpen en op een enkelen dag alle
Chinezen tot op den laatsten man toe vermoorden, zoodat ook niet
een naar China terugkomt. Een jaar na dien bloedigen dag zal
de keizer een talrijk leger tegen Thibet doen oprukken; dan zal
het bloed in zulk eene menigte vloeijen, dat het water der rivie-
ren er rood van wordt, en in ’t eind zullen de Chinezen meesters
van Thibet worden. Ook dat echter zal niet lang duren, want
alsdan zal de bandschan rembutschi zijne magt openbaren en eene
oproeping tot de broederschap van den Kelan rigten. De doo-
den, die daar eens toe behoorden, zullen in het leven terugkee-
r e n , en allen te zamen zieh op eene wijde vlakte in Thian schan
pe lu nevens elkander scharen. Daar zal de bandschan pijlen en
geweren uitdeelen en over dat groote leger in eigen persoon bevel
voeren, tot alle Chinezen in stukken zijn gehouwen. Eerst zal
Thibet, dan China, dan Mongolie, dan het groote rijk der Oros
(Russen) veroverd en de bandschan tot oppermonarch over al die
rijken uitgeroepen worden. Daarna begint voor het Buddhismus
een nieuwe tijd van bloei en voorspoed, op alle plaatsen rijzen
nieuwe kloosters op en door de gansche wereld worden buddhistische
gebeden ten hemel opgezonden.
Wij geven hier slechts den algemeenen inhoud dier profetien,
die in aller mond en met alle mogelijke bijzonderheden onder het
volk in omloop z ijn; geen sterveling, of hij gelooft er aan, als aan
eene uitgemaakte zaak, tot zelfs de Chinezen te Lha Ssa, die zieh
echter vooreerst nog niet al te ongerust maken, daar zij meenen,
dat die booze tijd althans nog wel een poosje uitblijven zal. Voor
’t overige houdt men het er voor, dat de bandschan alles tot eene
groote revolutie voorbereidt, waarvan hij de banierdrager zal wezen.
Hij liet veel exerceren en besteedde al den tijd, die hem van zijne
geestelijke werkzaamheid overbleef, om de Kelans in den wapen-
handel te oefenen. Als boogschutter had hij een grooten naam;
ook wist hij met lans en lontgeweer zeer goed om te gaan, rigtte
paarden voor zijne toekomstige ruiterij af en onderhield eene over-
groote menigte zware, kloeke honden, die hij bestemde, om eens
in den oorlog der Kelans eene gewigtige rol te speien. AI deze
dolle gedachten zijn zoo diep in merg en been van het volk, maar