rigten. Er zijn vier verschillende manieren, om de lijken weg te
ruimen. Men verbrandt de dooden; men laat ze in meren of rivieren
zinken; men brengt ze op de hoogte van den een of anderen
berg; of eindelijk, en dit houdt men voorde eervolste manier, het
lijjc wordt in stukken gesneden en tot aas aan de honden voorge-
worpen. Deze laatste methode is het meest in zwang. Yoor de
armen is de hond in de voorsteden doodgraver; de rijke laat uit
de kloosters honden komen, die daar als gewijde dieren tot dat
einde opzettelijk gehouden worden.
Het gebruik, om de dooden door honden te laten opvreten,
is overigens in Azie oyeroud. Strabo berigt, dat het bij de nomadische
Scythen, bij de Sogdianen en Bactriers geheerscht heeft,
terwijl Cicero datzelfde van de Hyrcaniers en Justinus van de
Parthen meldt.
A C H T T IE N D E H O O F D S T U K .
Van Lha Ssa naar Lhcropa. — Moeijelijkheden met den chineschen
gezant en diem twist met den regent. — Onze uitwijdng wordt
bevolen. — Berigt van K i Schan aan den Iceizer. — Be thibetaan-
sche tijdrekerdwj. — Nieuwgaar. — Buddha/cloosters in de province
Ui. — Khdldan, Prebung, Sera. — Afscheid van den regent.
— Scheiding van Samdadschiemba. — Vertrek van Lha Ssa
naar Canton.
D e lieden spraken met achting van de heilige leer van Jehovah
en van den grooten staat Erankrijk. Wij waren echter nog
naauwelijks eene maand te Lha Ssa. Wij leefden in rust en vrede;
de regering verleende ons welwillende bescherming, het volk bewees
ons deelneming, en wij mogten wel hopen, in de hoofdstad van
het Buddhismus zelve eene missie tot stand te zullen brengen, die
op de Mongolen niet zonder gezegenden invloed bleef. Zoodra wij
te Lha Ssa voor goed gevestigd waren, werden wij op het weder
aanknoopen van onze betrekking met Europa bedacht. De weg
door de woestijn was daartoe niet geschikt, wijl die, om van andere
moeijelijkheden niet eens te spreken, een veel te langen tijd
zou hebben gekost. Daarentegen mogten wij wel hopen, tijdingen
over Indie te zullen kunnen zenden, want van Lha Ssa tot den
naastbij gelegen engelschen post heeft men slechts ongeveer acht-
entwintig dagreizen noodig. Indien wij daar een correspondent
hadden en een anderen te Calcutta, zou de verbinding met Erankrijk
wel niet gemakkelijk en snel, maar toch mogelijk voor ons
worden, voorondersteld namelijk dat de thibetaansche regering ons er
de behulpzame hand toe wilde leenen. Wij deelden ons plan aan
den regent mede; deze keurde het goed, en er werd besloten, dat
broeder Gäbet met eene thibetaansche bedekking, die hem tot Bu